|
Gerrit Komrij: De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichtenZuid-Afrika mag weer sinds 1990, en daarmee ook de poëzie in het Afrikaans. Elisabeth Eybers en Breyten Breytenbach mochten de hele tijd al. Eybers omdat ze zich in Nederland vestigde en in het Afrikaans bleef schrijven en zich in ons land een enthousiaste en trouwe schare fans verwierf. Breytenbach omdat hij werd ontdekt door Adriaan van Dis en Poetry International in Rotterdam en een graag geziene kritische gast was en is. Eybers en Breytenbach wáren er gewoon, ze hoorden erbij, je wist niet beter. Vanaf 1990 is er heel wat gebeurd. Antjie Krog en Wilma Stockenström werden uitgenodigd naar Poetry. Johann Lodewyk Marais en Ad Zuiderent maakten in 1997 een keuze uit natuur- en milieugedichten van Afrikaanse en Nederlandse dichters en eind vorig jaar verscheen een boekje met honderd-en-een gedichten in het Afrikaans, samengesteld door Van Dis en mijzelf. Atlas maakte een keuze uit het werk van Antjie Krog, min of meer ter gelegenheid van haar indrukwekkende optreden (met vertaling, want anders voor een Nederlander niet te volgen) tijdens de Utrechtse Nacht van de Poëzie, en dit najaar brengen Henk van Woerden en Gerrit Komrij samen een bloemlezing annex biografische schets van Ingrid Jonker. En te midden van dit alles sprankelt de kroon op al dat moois: De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten, samengesteld door de meester-bloemlezer, Gerrit Komrij. Komrijs belangstelling voor het Afrikaans dateert van 1998. In zijn poëzierubriek in NRC-Handelsblad klaagde hij dat je je in Nederland van de dichtkunst van de eskimos en de paparapayas gemakkelijker op de hoogte kon stellen dan van het werk van de eerste de beste Afrikaanse dichter. Ik wil morgen naar Zuid-Afrika, schreef hij. Hij voegde de daad bij het woord, en in de Zuid-Afrikaanse Biblioteek aan de compagniestuin in Kaapstad en de bibliotheek van het Suid-Afrikaanse Instituut in Amsterdam las hij en koos. En nu ligt het resultaat dan in de boekwinkel, bijna twaalfhonderd paginas dik in een oplage van honderdduizend exemplaren, vergezeld van een handzaam boekje met een woordenlijst en wat stukjes over Afrikaanse poëzie. Komrij is zoals gezegd sinds kort in Zuid-Afrika. In een gedicht dat hij schreef voor een nieuwjaarsgeschenk van de Zuid-Afrikaanse ambassade in Den Haag legde hij een verband tussen de mythe van de vliegende Hollander en de Tafelberg. Het gedicht, Spookbeeld, eindigt: ... Met wat nog rafels van een blauwe vlag/Sterft daar het ooit zo trotse zeekasteel.//Prooi van een ander licht. Het mag nog even,/Voor het tot stofwolk explodeert, verheven/Poseren boven Tafelberg, met tussen/Geraamte en tafel een onzichtbaar kussen. Komrij heeft Zuid-Afrika opnieuw ontdekt, zonder politieke vooringenomenheid of ballast. En daaraan danken we de grootste bloemlezing die ooit uit de Afrikaanse poëzie werd gemaakt (schrijft hij in zijn treffende voorwoord). Het is een monument. Een inhaalmanoeuvre ook, die op geen beter tijdstip had kunnen verschijnen. Ouderen onder ons herinneren zich nog gemakkelijk liedjes als Sarie Marais, Suikerbossie ek wil jou hê, of Lamtietie, damtietie, doedoe my liefstetjie. Ze staan er allemaal in. Het gat dat sinds de jaren veertig gaapte in onze kennis van de Afrikaanse poëzie heeft hij ook opgevuld. Niets is overgeslagen, vanaf het allereerste VOC-begin aan Kaap de Goede Hoop (Soo werden voort en voort de rijcken uitgespreyt/So werden al de swart en geluwen [gelen] gepreyt/Soo doet men uijtter aerd een steene wal oprechten/daer t donderend metael, seer weynigh can ophechten ...), verschenen in het Dagregister van 2 januari 1666, tot aan het kortste gedicht ooit, van Clinton du Plessis (1963), Versetvers, bestaande uit het ene woordje: Fôk (fuck). Wat opvalt is het aantal abcdariums. Een van A.E. Carinus, een politiek abcdarium van de dominee-dichter Patrick Petersen (jarenlang onderschat, bracht zijn werk als menig bruine dichter in eigen beheer uit, maar is met zeven gedichten ruim vertegenwoordigd), en een fauna-abcdarium van Krog. Komrij handhaafde de norm die voor zijn Nederlandse bloemlezingen geldt, maximaal tien gedichten per dichter. Maar wie turft, leert dat C. Louis Leipoldt, I.D. du Plessis, Hennie Aucamp en Johann de Lange, opmerkelijk genoeg allen homo, er elf hebben. Van Etienne van Heerden werden uit zijn twee bundels niet minder dan acht gedichten gekozen, terwijl van Daniel Hugo negen gedichten uit zeven bundels zijn opgenomen. Het kan nog gekker: uit het debuut en de tot nog toe enige bundel van de betrekkelijk jonge dichter Gert Vlok Nel nam Komrij er acht. Uit de laatste bundel van Antjie Krog komen slechts twee gedichten, en niet het prachtige dié huwelik is my herder (een hilarische herdichting van psalm 23) en het ingetogen grond (grond, ek word langsaam naamloos in die mond) of het heerlijk zinnelijke ons is alleen in die sauna. Uit Lady Anne van dezelfde dichter, een hoogtepunt in de Afrikaanse poëzie, werd slechts een gedicht opgenomen, en niet het hartverscheurend mooie transparant van die tongvis. Dat Komrij niettemin een rijke selectie heeft gemaakt, blijkt uit de omvang van deze toch ook exotische bloemlezing. De bruine dichters (Adam Small, pionier van het Kaaps Afrikaans op zijn smeuïgst voorop), ontbreken niet. Er zijn zelfs twee flaaitaal-gedichten van Sipho Sepamla opgenomen, een variant van het Afrikaans, geheimtaal, gangbaar onder zwarte jongeren. Deze bloemlezing verschijnt tegelijkertijd in Zuid-Afrika, dat ligt voor de hand. Maar als ik een Afrikaanstalige Zuid-Afrikaan was, zou ik het toch een beetje verdacht vinden dat mijn poëzie min of meer werd ingelijfd bij de Nederlandse: het omslag past geheel in de stijl van de drie Nederlands bloemlezingen van Komrij. Jaren behandeld als de mastitis in de speen van Afrika (Pirow Bekker), en nu zowat doodgeknuffeld! Maar goed, dergelijke overwegingen hebben niets met poëzie te maken, en spelen voor Komrij geen enkele rol: Poëzie is kunst en kunst is kunstigheid en kunstigheid is vakmanschap, dat voorop, schrijft hij in zijn voorwoord. En er is gewoon veel moois om van te genieten. Komrij heeft een groot en groots werk verricht, en hij is de enige aan wie je een dergelijke omvangrijke klus toevertrouwt. Allemaal kopen mensen! Gerrit Komrij (samenstelling) De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten, Bert Bakker, 49,50). |
||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |