Vlieënde Hollander - SA literatuur in NederlandArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Bieg /
Confess
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Onderhoude /
Interviews
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Opiniestukke /
Essays
Rubrieke /
Columns
Kos & Wyn /
Food & Wine
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Feeste /
Festivals
Spesiale projekte /
Special projects
Slypskole /
Workshops
Opvoedkunde /
Education
Artikels /
Features
Geestelike literatuur /
Religious literature
Visueel /
Visual
Reis /
Travel
Expatliteratuur /
Expat literature
Gayliteratuur /
Gay literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Hygliteratuur /
Erotic literature
Kompetisies /
Competitions
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Om te kan asemhaal — gedichten van Antjie Krog

We write poems
as leaves give oxygen
so we can breathe.

Erica Jong

‘Jy gaan hom maak soos jy hom in jou kop sien,’ zei Antjie Krog in 1991 in het literaire KRO-radioprogramma Montaigne. Ze doelde daarmee niet alleen op de manier waarop de ‘Afrikaners’ vorm hebben gegeven aan hun land, maar ook op haar dichterschap. Sinds haar debuut Dogter van Jefta in 1970 schreef ze in totaal acht bundels. Haar werk is in Zuid-Afrika bekroond met de Eugène Maraisprijs, de Rapportprijs en de belangrijke Hertzogprijs. Ze is met ruim dertigduizend verkochte bundels (tot 1985) verreweg de best verkochte dichter in Zuid-Afrika. Even hoog als de oplagecijfers is de kwaliteit van haar werk, maar hoogtepunten zijn Otters in bronslaai (1981), Jerusalemgangers (1985) en Lady Anne (1989). Deze laatste bundel werd zeer enthousiast ontvangen. André Brink bombardeerde Krog tot topdichter terwijl J.C. Kannemeyer Lady Anne met Komas uit ’n bamboesstok (Opperman) en Van vergetelheid en van glans (Wilma Stockenström) tot het beste rekende dat in het Afrikaans is geschreven.
    Dat Krog grensverleggende poëzie schrijft, blijkt opnieuw uit haar laatste bundel, Gedigte 1989 — 1995, waarin politiek en erotiek naast elkaar bestaan. In het openingsgedicht 1995 wordt afgerekend met het ‘nieuwe’ Zuid-Afrika: ‘... die generale en brigadiere en ministere/en hoofmangenerale ... bebliksem ’n hele land met die omruilbare gesigte/van politiek en geweld’ ... In de hilarische herdichting van psalm 23 (dié huwelik is my herder) verzucht de ik: ... ‘ek sal geen onheil vrees nie/die stok en die staf vertroos my’.
    Krogs gedichten zijn zintuiglijk, direct, spannend, gewaagd, en betrokken. Vanaf het eerste gedicht waarmee ze op 18-jarige leeftijd naar buiten kwam (in 1970 gepubliceerd in het schoolblad van de Kroonstadse Hoërskool), was sprake van een sterk persoonlijk element, tegendraads, en wars van schijnheiligheid: ‘Kyk, ek bou vir my ’n land, waar ’n vel niks tel nie, net jou verstand.’ Het leverde dan ook een flinke rel op; het was een steen in de quasi-idyllische vijver die Zuid-Afrika begin jaren zeventig was. De overgave aan het woord en de eerlijkheid tegenover zichzelf en haar omgeving hebben haar meer dan eens in conflict gebracht met de eigen — Afrikaner — kring. Dit onbevangen jeugdgedicht (nooit eerder gebundeld) heeft in alle eenvoud de toon gezet voor Krogs latere werk.
    Naast poëzie schrijft Krog proza: de novelle Relaas van ’n moord is een verwerking van haar deelname aan de politieke strijd, terwijl ze in Country of my skull op indringende en overtuigende wijze verslag doet van het reilen en zeilen van de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie.
    Krog is geen volslagen onbekende in Nederland. In 1977 ontving ze de Reina Prinsen-Geerligsprijs voor Mannin en Beminde Antarktika. In 1992 was ze te gast bij Poetry International, en in 1998 gast van het Nederlands Architectuurinstituut en Poetry samen. Haar gedichten verschenen in De tweede ronde en Tirade, en ze schreef columns en artikelen in het Nieuw Wereldtijdschrift, de NRC en Trouw. Op 20 maart 1999 trad ze op tijdens de Utrechtse Nacht van de poëzie, na Elisabeth Eybers (1990) en Breytenbach (1996).
    Krog (1952) behoort met Eybers (1915), Sheila Cussons (1921), Ina Rousseau (1926) en Wilma Stockenström (1933) tot de sterkste dichters van Zuid-Afrika, allen vrouwen. Binnen de Zuid-Afrikaanse poëzietraditie is er onmiskenbaar verwantschap met het werk van Breytenbach (1939) en Ingrid Jonker (1933 — 1965). De al genoemde dichter Opperman (1914 — 1980) was jarenlang Krogs mentor. Aan Nederlandse kant voelt ze zich vooral verwant met Hugo Claus en Lucebert.

De paradox in het werk van Antjie Krog is die van de vrouw-als-moeder en de vrouw-als-dichter. Maar dat maakt Krogs poëzie zeker geen keukenpoëzie. Zelf zegt ze over dit ‘huiselijke’ aspect: ‘... al waartoe ek my gebonde en geroepe voel, is my huis: man en kinders. As ’n huisvrou bly dit ’n voortdurende worsteling om identiteit te behou, om my huwelik gelukkig en my kinders gesond en normaal te hou. Teenover alles en almal wat my hierin bedreig, word ek gewetenloos — selfs en veral ook teenover die poësie.’ Voor Krog is de poëzie toevluchtsoord, met alle verscheurdheid tussen de huishoudelijke plichten en de dichtkunst van dien. Ze schrijft vrije verzen die alle conventies en poëtische normen lijken te overtreden. T.S. Eliot zei niet voor niets dat niets zo weinig vrij is als het vrije vers. Samen met het schijnbaar onpoëtische, onliteraire gebruik van het woord (‘ek skryf omdat ek woedend is’) levert dit poëzie op die op het scherp van de snede lijkt geschreven en het vermeend huiselijke juist overstijgt. Krogs poëzie bevat alles wat goede poëzie moet hebben: een onafgerond verhaal, commentaar, dagboek, bespiegeling, taalexperiment. De verzen hebben iets sensueels, erotisch, persoonlijks, moedigs, en zijn niet zelden met de moed der wanhoop geschreven.
    Deze bloemlezing biedt een overzicht uit Krogs acht bundels. De keuze is in overleg met de dichter tot stand gekomen. De vertalingen behoren voor zich te spreken. Soms lijken het Afrikaans en het Nederlands op elkaar, maar te vaak zijn de verschillen tussen de twee talen te groot. De vertaling biedt in ieder geval enig houvast.

Antjie Krog zal zich kunnen vinden in wat de Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar zei over het dichtproces: ‘Dichten is voor mij ontwikkelen, onthullen; het dóórdringen in menselijke lagen [...] met de leugenachtige en dubbelzinnige taal als creatief instrument.’ In zijn studie Verzen als leeftocht schrijft A.L. Sötemann dat Kouwenaar meermalen heeft blijkgegeven van het grondige wantrouwen en de achterdocht jegens zijn materiaal. Poëzie ’is eigenlijk een hopeloze zaak (...) En geen dichter die het zal lukken (...) Iets dat zich staande houdt op de rand van het verliezen, ik denk dat dat poëzie is.‘
    Verzen als leeftocht, poëzie Om te kan asemhaal, het maakt het werk van Krog juist zo vitaal.

Pieter Conradie, Geslagtelikheid in die Antjie Krog-teks, eigen beheer, 1996.
A.L. Sötemann, Verzen als leeftocht, Historische Uitgeverij, 1998.

boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.