NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Een nieuwe roman van Gerrit Komrij


Hendrik-Jan de Wit

Gerrit Komrij: De klopgeest, Roman. Amsterdam: De Bezige Bij, 2001. ISBN 90-234-6244-0. Prijs: E. 18,50. 239 pag.

De klopgeestEen klein jaartje terug verscheen de nieuwste roman van Gerrit Komrij. Een project waar hij langere tijd mee bezig is geweest. Met zijn overstap naar zijn nieuwe uitgever De Bezige Bij bracht hij het werk eindelijk uit. Na Vreemd pakhuis en Luchtspiegelingen is de roman De klopgeest, de derde opeenvolgende publicatie binnen één jaar bij zijn nieuwe uitgever.

Eerder heeft Komrij laten zien dat hij naast essayist en dichter ook een uitstekend prozaschrijver is. Het begin van de romancier Komrij ligt bij zijn autobiografie of ontwikkelingsroman Verwoest Arcadië uit 1980. Zijn nieuwste roman, De klopgeest is een historische roman: ‘Amsterdam, eind negentiende eeuw. Het is de tijd van het opkomende socialisme, van een grenzeloos vertrouwen in de toekomst en van een grote belangstelling voor spiritualiteit.’ De foto op de omslag laat het zojuist gebouwde concertgebouw zien met een aantal voorbijgangers uit de ontstaanstijd van Nederlands oudste concertzaal: een beladen paardenkar en een heer met bolhoed die over een plas stapt.

Komrij opent met een citaat van Herman Gorter over de komst van veranderingen in het Nederland aan het einde van de negentiende eeuw: ‘De maatschappij zou een andere worden, er kwamen nieuwe en grootere krachten, er zou nieuw en grooter geluk komen.’ In het eerste hoofdstuk maakt de lezer met kennis met de hoofd- en ik-verteller: Hector. De achterflap meldt dat Hector ‘een dandy in hart en nieren’ is en een speciaal citaat van Baudelaire over de dandy probeert dit beeld te completeren. Voor mij is hij echter meer een makelaar in geloofsartikelen en bovenal een dromer. Als er één woord veel gebruikt wordt in de roman dan is het wel: dromen.

Wakker worden
Dromen lijken het fundament te zijn van het negentiende eeuwse Amsterdam. Iedereen droomt: de rijke familie Bruyningh in hun gloednieuwe villa met een inboedel die nog de sfeer van eerdere generaties uitademt; de spiritist Hector die het zinnelijke geloof van zijn tijd waarneembaar maakt en daarmee zijn geld verdient; de socialist, anarchist en fantast George die droomt van rechtvaardigheid, eendracht, en een nieuwe lente; een spiritistische bijeenkomst krijgt een wrange nasmaak als blijkt dat tijdens de verschijning van de geesten het halve huis is leeggeplunderd; en tot slot is daar de monarchie die in de kroning van de achttienjarige Wilhelmina de uiteindelijke idylle van het volk wordt. Allemaal ingrediënten die wijzen naar één antwoord: de ontnuchtering.

Die ontnuchtering vind je pas aan het einde van het boek. Hector blijkt een bedrieger te zijn en door middel van ‘hulpjes’ zijn geesten te laten kloppen. Een vermeende klopgeest is druppelend water dat in een pan van email valt. De socialist George is een profiteur. En de vader van het gezin Bruyningh misbruikt jonge meisjes en is daarmee een deelnemer aan de sociale en maatschappelijke wantoestanden. Het enige dat houvast biedt, is het sprookje van het koningshuis. De vriendschap met George is meer een droom, dan een realiteit. Zo sterk is Hectors ontnuchtering dat hij over vriendschap het volgende constateert: ‘Hij [d.i. George] heeft me hardhandig met de neus op het feit geduwd dat vriendschap geen doel op zichzelf kan zijn. Vriendschap maakt van elke idealist een profiteur. En de profiteur die uit de vriendschap voorkomt, heeft alleen zichzelf nodig.’ (214)

Hector besluit om de ontnuchtering niet te laten zegevieren en blijft zijn mediumschap voorzetten: hij zal de tafels laten dansen en geeft de doden hiermee weer een kans. Interessant is echter de laatste bladzijde. De jonge Wilhelmina wordt in Amsterdam ingehuldigd en Hector kijkt naar de stoet. Langzaam droomt hij weg: alle ideeën, idealen en dromen van nu ziet hij samen gegooid in een grote kookpot. Een smerig bruin mengsel borrelt op. Dit visioen is het enige visioen in de roman dat zich daadwerkelijk aan hem openbaart: ‘Zo verbazingwekkend snel als het heden hier voorbijschiet, zo snel wordt de toekomst aangestormd. Strijdvaandels worden windvanen, moderne probeersels dogma’s en experimenteerlust starre strijd. De kinderen van de onschuld worden de slippendragers van de hel.’ (239) Hector schudt dit idee van zich af, totdat hij opschrikt: ‘Pats. Ik kijk naar beneden. Het ergste stond me nog te wachten. Een paard heeft mijn lakschoenen bedekt met modderspatten.’ (239)

De kunst in verhalen
In een roman draait het uiteindelijk om de verhalen. De verteller Hector introduceert zijn vriend George als volgt in het verhaal: ‘Mijn verhaal is welbeschouwd het verhaal van mijn vriend George, dus het wordt tijd dat ik vertel hoe ik hem ontmoette.’ (40) Een pagina eerder zegt hij:

‘Mijn verleden is mijn handelsmerk. Ik verzin mijn leven. Of ik ontleen het aan andere levens. Wat we in een mensenleven hebben gedaan of meegemaakt, kunnen we eigenhandig als een kunstwerk samenstellen. Van dag tot dag. We kunnen toevoegen en weglaten naar hartelust. Mooie zinnen en mooie gebaren voegen we toe, ze een volgende keer vernieuwend en er onvermoeibaar nog fijnere details aan bevestigend, en alles wat schaamte of zelfs maar een lichtere wrevel verwekt laten we weg. We weven een web waar iedereen die we op dat moment nodig hebben in wordt meegeweven. Er moet voor het publiek geen ontsnapping bestaan uit onze levensgeschiedenis.

Dat is mijn ideaal tenminste.

Of ik er zelf al dan niet in geloof is van volstrekt ondergeschikt belang.’ (39)

Hier spreekt een verteller die speelt met de lezer. Heel duidelijk komt dit tot uiting in de passages over het spiritisme. Zoals het moment dat de overleden zoon zich aan de familie Bruyningh openbaart. Prachtig verhaalt de verteller van klinkende violen en tamboerijnen en de uiteindelijke verschijning van de geest. Enkele pagina’s verderop constateer je als lezer dat de familie door Hector is bedrogen: ‘Ja, verdomme nog aan toe. Natuurlijk is het bedrog!’ (156) De lezer zal zich afvragen of de verteller Hector niet een loopje met hem neemt. Daar komt nog bij dat de roman met veel idealen opent die uiteindelijk in een modderspat uiteen vallen.

Stoffig
Toch maakt de roman niet de indruk waar ik op hoopte en die de achterflap beloofde. Er ontbreekt iets essentieels aan de roman: levendigheid. In alle opzichten mist de roman leven. De personages Hector en George komen nauwelijks tot leven. Het blijven statige figuren die in stoffige dialogen tot elkaar spreken. Het blijven mensen van papier en ze krijgen niet een duidelijk gestalte: het worden geen levende wezens van vlees en bloed. Daar komt nog iets bij: ook het verhaal mist leven. Het verhaal is gesitueerd in een prachtig decor, maar de geschiedenis blijft ver van je afstaan. Dit komt doordat de schrijver op iedere mogelijke manier alles probeert te betrekken in de roman: de actualiteit van nu tegenover die van toen, de droom tegenover de ontnuchterende werkelijkheid, de dandy tegenover de bewogen socialist en anarchist, de rijke tegenover de arme, de nieuwe wijk tegenover de oude, enzovoorts. Zeker, de ideeën zijn treffend, het tijdsbeeld is schitterend, maar alles blijft teveel hangen in abstracties. De letters blijven letters, het idee boeit maar het verhaal niet. De lezer komt tot de ontnuchterende conclusie: de klopgeest is een illusie die na lezing bedekt is met modderspatten.

Almelo, 3 november 2002

terug    /     boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.