|
|
Tot leven gewekt in dodenmisHendrik-Jan de WitJ.J. Voskuil: Requiem voor een vriend. Amsterdam: Uitgeverij G.A. van Oorschot, 2002. ISBN 90 282 0987 5. Prijs: E. 27,50. 492 paginas. Nooit durfde ik een werk van Voskuil ter hand te nemen, want de gedachte deed mij gruwen. Stel je geeft je over aan het monumentale oeuvre van Voskuil, dan ben je werkelijk verloren. Volgens een aantal literatuurminnende vrienden van mij is het werk van Voskuil zo pakkend dat je wel doorlezen moet. Evenwel kon ik de mening niet geloven, maar ik durfde het ondanks dit ongeloof niet aan. Daar speelde een praktische element een belangrijke rol: Voskuil is breedsprakig en heeft veel paginas nodig om weinig te vertellen. Hij weet in elk geval deze indruk te wekken als je de lijvige boekwerken ziet staan in de boekhandel. In november 2002 verscheen zijn nieuwste roman Requiem voor een vriend. Uiteindelijk liet ik mijn angsten varen en nam het risico opgescheept te zitten met meer dan zesduizend paginas nog door te worstelen oeuvre. De schrijver J.J. Voskuil (1926) vestigde zijn naam in de Nederlandse literatuur met zijn twaalfhonderd paginas tellende debuut Bij nader inzien (1963). Het boek doet verslag van het Amsterdamse studentenleven kort na de Tweede Wereldoorlog. In de vorm van een dagboek vertelt Bij nader inzien het verhaal van de hoofdpersoon Maarten Koning van dinsdag 3 september 1946 tot en met zaterdag 16 mei 1953. De roman beschrijft het bestaan van de groep medestudenten en vrienden rond Maarten Koning. Ze spreken over de dingen die hen bezighoudt, zoals de liefde en vooral over de literatuur; Maarten Koning studeert immers Nederlands. Het boek was direct bij verschijning al een hit en werd in de jaren 1980 verfilmd tot een succesvolle televisieserie. Jarenlang bleef het stil rond Voskuil totdat in de jaren 1990 de uitgever Van Oorschot met nieuwe romanreeks kwam, getiteld Het Bureau (1996-2000). In zeven kloeke delen behandelt deze serie de belevenissen van de hoofdpersoon Maarten Koning op het Bureau, een fictieve benaming van het Meertens Instituut in Amsterdam. Hier doet hij onderzoek op het terrein van de Volkscultuur; de roman bestrijkt in een dagboekvorm de jaren 1957 tot en met 1989. Het werk van Voskuil is onlosmakelijk verbonden met zijn leven. Zelf verwijst hij in interviews regelmatig naar de werkelijkheid, herhaaldelijk maakt hij opmerkingen, als in werkelijkheid heette hij iets anders. In Bij nader inzien en Het Bureau verwerkt hij het verleden in de hij-vorm en in het alter-ego Maarten Koning. In zijn nieuwste roman Requiem voor een vriend laat hij dit los en heet zijn hoofdpersoon en ik-verteller: Han Voskuil. Dit bemoeilijkt tegelijkertijd een bespreking van zijn roman, omdat zoveel dingen binnen het werk refereren naar het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog. Met name de politiek van die jaren is uitermate actueel: de oorlog tegen Vietnam doet denken aan de (dreigende) oorlog in Irak en de discussie over de staatsschuld die afgelost moet worden, was al in de jaren 1960 aan de orde. Requiem voor een vriend opent met het einde: Han Voskuil heeft een toespraak voor bij de crematie van zijn vriend Jan Breugelman geschreven. Zijn vrouw L., leest de toespraak en zegt: Het lijkt wel of je kwaad bent. De ik-verteller reageert hierop: Ik neem hem niet kwalijk dat hij gek was. Ik neem hem kwalijk dat hij verdomde om er iets aan te doen. (5) L. biedt Han aan om een toespraak te schrijven, want hij krijgt het niet voor elkaar zich los te maken van deze gevoelens: Zoals zij het onder woorden bracht, had ik het moeten schrijven (6). Vervolgens reconstrueert Voskuil het verleden van de vriendschap en keert naar 1937: het jaar waarin hij Jan Breugelman voor het eerst ontmoet op school in de Vlierboomstraat. Hij doet dit aanvankelijk vanuit de herinnering maar geleidelijk aan verschijnen er meer en meer brieven en andere schrijfsels van zijn vriend in de roman. De brieven die Voskuil aan Breugelman schreef, zijn verdwenen. De verteller zegt dit herhaaldelijk, zoals op pagina 60: In mijn antwoord, dat evenals mijn andere brieven, op enkele zinsneden in mijn dagboek na, na zijn dood vernietigd is. Hij ergert zich hieraan, want het haalt een deel van de geschiedenis met Jan Breugelman, het deel van de verteller zelf, weg. Voskuil haalt het verleden terug en verwerkt dit door het verhaal met zijn vriend Breugelman te vertellen. Requiem voor een vriend is niet zozeer een poging om het leven van Jan Gerbrand Breugelman opnieuw tot leven te wekken, als wel een vriendschap in de kern te vatten en op die manier te verwoorden. In die zin spreekt de volgende zin van Han aan zijn vriend Jan, boekdelen: Nu zie ik wel in dat mijn eigen brieven onbegrijpelijk zijn als je niet weet waarop ik reageer. (74). Een soortgelijke situatie ontstaat in Requiem voor een vriend, maar dan op een tegengestelde manier. Door de brieven van Jan aan hem te citeren, vertelt Han het verhaal van de vriendschap waarin hij zelf de hoofdrol speelt. Zodoende is niet alleen Jan Breugelman de hoofdpersoon, maar ook Han Voskuil. Hiermee laat de roman zien dat een vriendschap uit twee personen bestaat. Naast de persoonlijke belevenissen is Requiem voor een vriend een prachtig tijdsdocument. Het werk vertelt over een vriend die in zijn jonge jaren erg relativeert, totdat hij in een psychose terechtkomt en niet meer wil praten over zijn gevoelsleven. Onder invloed van zijn vrouw Elisabeth verrechtst hij later. Breugelman zal het zelfs tot liberaal parlementslid schoppen. Als Han hem naar zijn mening over allerlei zaken vraagt, reageert hij vaak aarzelend en onzeker. Elisabeth weet hem van allerlei stelligheden te overtuigen. Dat zorgt ervoor dat de twee vrienden uit elkaar groeien. Als Jan zich vol vuur en passie een auto aanschaft bereikt de vriendschap een dieptepunt, maar steeds zoeken ze weer toenadering. Door de linkse en rechtse standpunten krijgt de lezer een mooi beeld van het naoorlogse Nederland, daarnaast discussiëren Han en Jan over allerlei actuele onderwerpen, zoals de verslechterende toestand van het milieu. Voskuil weet de steeds chaotischer wordende brieven van Jan Breugelman keurig te ordenen en voorziet ze van een zorgvuldig en ontroerend commentaar, bijvoorbeeld als de ik-verteller vertelt over de golven brieven die hij en zijn vrouw L. krijgen. Ze ontvangen soms wel vier brieven per dag, ook stuurt Jan hen kopieën van brieven die hij naar officiële instanties verstuurt. Zo krijgt de Russische ambassade een brief als de Lada van Jan niet voldoende presteert. Han, de ik-verteller, schrijft over dit gedrag: In deze vloed van informatie verloor ik al gauw het contact. Ik legde de bijlagen opzij, nam de bijgevoegde brieven vluchtig door, een enkele maal geamuseerd, meestal geïrriteerd, sloeg er twee gaten door en borg ze op in een ordner. In de loop van de tijd werden dat er acht, die ik pas weer opende toen ik aan deze herinneringen begon. Reageren deed ik zelden. Bovendien had ik al snel door dat iedere reactie een stroom van nieuwe stukken veroorzaakte, zodat ik mij maar beter gedeisd kon houden. […] Uit dergelijke opmerkingen mocht je concluderen dat hij op deze merkwaardige manier contact zocht, maar het was gecompliceerder. Het had te denken moeten geven dat dergelijke uitbarstingen van energie in golven kwamen. Na enige weken of maanden brak de correspondentie plotseling af, waarna we een tijdlang niets meer hoorden, tot er voor ons onverwacht een nieuwe vloedgolf opkwam. In plaats van me daar zorgen over te maken, ervoer ik de invallende stilte als een herademing. […] Pas jaren later begon ik te vermoeden dat hij wanneer hij niets van zich liet horen een depressie had. Dat we daar niets van merkten, kwam ook omdat we hem in deze tijd maar één hooguit twee keer per jaar zagen. Wij van onze kant hadden daar geen behoefte aan en Elisabeth, die de regie van die spaarzame bezoeken had, schermde hem tijdens die depressies zorgvuldig van de buitenwereld af. Tegen die achtergrond kregen zijn brieven toen ik ze herlas veel meer inhoud dan ze de eerste keer gehad hadden. (270-271) Dit citaat laat zien dat Voskuil zorgvuldig de geschiedenis van zijn vriendschap met Breugelman vertelt. Ondanks de ordening, zijn de citaten en het commentaar daarop soms aan de langdradige kant. Lang wordt er bijvoorbeeld gediscussieerd over de betrouwbaarheid van Gorbatjow (389-391 en 416-418) tegenover mensen als Reagan of Thatcher. Aan de andere kant zorgt de ordening voor lachwekkende elementen, zoals het moment waarop Han bijna terloops vertelt dat hij een boek van Jan leent: Der Mann ohne Eigenschaften van Musil (230). Bijna tweehonderd paginas verder schrijft Jan in een brief: [E]en al erg lang geleden gestorven oom van mij, degene die mij met zijn vrouw, een tante dus, Robert Musil ten geschenk gaf n.a.v. mijn doctoraal, welk boek ik bedoel natuurlijk Mann ohne Eigenschaften ik kort nadien aan Han uitleende en dus zo langzamerhand wel héél erg lang in zijn bezit is doch nog immer wil ik wel eventjes met nadruk zeggen mijn eigendom - zal deze uiteraard met aandacht bestuderen. (414) Op de wat saaiere momenten na, laat Requiem voor een vriend zien dat Jan Breugelman ondanks (of dankzij?) zijn gekte een hele goede vriend is van Han Voskuil. Ze wandelen niet alleen, maar praten over wat hen bezighoudt. Jan kan zijn ziekte niet accepteren en kiest eigenwijs zijn eigen weg. Daarnaast geeft de verteller een geschiedenis weer van grote plannen waarvan uiteindelijk weinig terechtkomt. In Requiem voor een vriend spreekt Voskuil een toespraak voor de crematie; waar L. zeventien regels voor nodig heeft, heeft Han Voskuil bijna vijfhonderd paginas nodig. Het laatste is een prachtig document van een gestorven vriend, waarin de verteller ook heel veel van zichzelf prijsgeeft. Voskuil blaast door deze dodenmis Jan Breugelman weer tot leven. De angst die ik voor Voskuil had, is gegrond: zijn werk leest vlot en hij weet je te pakken. De langdradigheid maakt hij helemaal goed door het werk zo te presenteren dat het tot de laatste letter boeit. Je wilt de afloop weten van deze vriendschap; Voskuil geeft het geheim langzaam prijs en laat je kennismaken met zeer herkenbare elementen. Iedereen kent wel iemand die manisch-depressief is en bij wie het op eenzelfde geleidelijke manier is geopenbaard. Je kan dan pas achteraf het gedrag van jaren terug verklaren en je voelt je machteloos want je had zo graag iets ertegen willen doen. Het is deze beangstigende herkenbaarheid die Requiem voor een vriend tot een prachtig boek maakt. Zo mooi zelfs dat ik verlang naar meer. Spoedig zullen de zesduizend paginas van Bij nader inzien en Het Bureau ter hand genomen moeten worden. Het roer is om! Almelo, 30 januari 2003
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |