NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

De cultuuroorlog tussen elite en volk

Lonken naar de massa

Na de rust van het Paars-tijdperk worden de stellingen betrokken. Tegenover de verhevenheid van de intellectuele elite staat de banaliteit van het volk — de cultuuroorlog kan beginnen. Een rondgang langs drie betrokkenen: cabaretier Freek de Jonge, SBS-hoofdredacteur Robert Leenheers en hoogleraar Liesbeth van Zoonen.

Gawie Keyser

Telkens weer doet de massa van zich spreken. Van links in de vorm van wereldwijde protesten tegen de globalisering, tot rechts in de vorm van huiveringwekkende verkiezingswinsten in Italië, Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk en Nederland. In Den Haag is de politieke strijd tussen de gevestigde orde en de burger beslecht; de onervaren, populistische LPF’ers zijn het Binnenhof binnengetrokken. Hun leider was een mediaster die als moderne politicus in Nederland zijn gelijke niet kende. Met een combinatie van show en retoriek bracht hij na jaren van rust en vrede onder Paars de contouren naar voren van een nieuwe strijd tussen links en rechts en tussen politici en het volk. Zo zijn de stellingen betrokken. En ze zijn opgericht in de culturele arena. In de Orwelliaanse wereld is rebellie een hachelijke bezigheid. De held uit 1984, Winston, peinst dat alleen al een “schijnsel in het oog” door de Partij zou kunnen worden opgevat als teken van oproer. Niks geen schijnsel, moet Pim Fortuyn hebben gedacht als hij ‘s ochtends zijn hoofd kaal schoor, zijn opvallende stropdassen en chique mannenpakken bestudeerde voor de juiste combinatie en zich naar buiten begaf, waar zijn Jaguar gereed stond. Subtiliteit van stijl was iets voor de “gevestigde orde”; zijn revolutie zou niet geruisloos verlopen. En de verkiezingsuitslag deed Nederland op zijn grondvesten schudden. In het kielzog van het politieke conflict komt de cultuuroorlog. De teloorgang van de gevestigde politiek in Nederland legt een meer abstracte, steeds terugkerende ideologische strijd bloot: aan de ene kant de verhevenheid van de intellectuele elite, aan de andere kant de banaliteit van het volk. Deze strijd is van alle tijden. Door de eeuwen heen vlamt hij op in steeds veranderende gedaanten. De zogenaamde “culture wars” teisteren Amerika bijvoorbeeld al meer dan anderhalve eeuw.

Deze oorlogen woeden op het gebied van rechten voor homoseksuelen, abortus, vuurwapenbeheer, het milieu en algemene permissiviteit. De strijd gaat zo’n 150 jaar terug toen een kleine elite met afschuw toekeek hoe een meer democratische cultuur werd geboren. Deze bestond uit pulpmisdaadromans, humoristische kalenders waarin de society belachelijk werd gemaakt, goedkope kranten, circussen en theater voor het volk. In de ogen van de elite vormde de nieuwe cultuur een regelrechte bedreiging voor de normen en waarden van het land. Het was de cultuur van de kleinste gemene deler. In de negentiende eeuw maakte de elite plaats voor de moraliserende middenstand. Maar het bezwaar bleef hetzelfde: populaire cultuur ondermijnde traditionele waarden doordat seks, geweld, vulgariteit en gebrek aan respect zich als een brandend vuurtje verspreidden door de maatschappij.

Precies dezelfde argumenten zijn vandaag de dag hoorbaar: Hollywood-blockbusters, populaire televisiegenres als realiteitstelevisie en hiphopartiesten als Dr Dre en Eminem zijn gif in de ogen van de culturele commissarissen. Gevolg: een kloof tussen culturele critici en het volk. In Nederland manifesteert deze zich in de wekelijks terugkerende farce waarbij filmrecensenten veel aandacht besteden aan obscure werken uit verafgelegen werelddelen terwijl gewone mensen massaal naar de multiplexen trekken om te kijken naar de nieuwste kaskraker uit Hollywood. Het lijkt wel of de elite nauwelijks in de gaten heeft dat de populaire cultuur niet een vorm van culturele ongeletterdheid is, maar een vorm van rebellie. Auteur Neal Gabler gaat zelfs een stapje verder: volgens hem consumeren mensen met opzet culturele producten die de toorn van de intelligentsia ontlokken. Dat verklaart de onaantastbare populariteit van tv-programma’s als de Jerry Springer Show, Hart van Nederland en Flodder — stuk voor stuk series die bepaald niet de goedkeuring van de elite wegdragen. Door dit soort televisie bevestigt de massa zijn onafhankelijkheid van de elite. Op een gegeven moment gaat de elite “lijden”, zoals Henri Beunders, hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit, constateert in Wat je ziet ben je zelf (2000). Naar aanleiding van de eerste Big Brother schrijft hij: “De serie heeft in een klap zichtbaar gemaakt hoe groot de al langer sluimerende paniek is binnen de culturele elite over de teloorgang van de eigen positie.”

De voortekenen van de teloorgang waren al in 1998 zichtbaar, toen het schilderij Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan naar Nederland werd gebracht dankzij een “schenking aan het volk” van 110 miljoen gulden door de Nederlandsche Bank. De grote commotie mocht staatssecretaris Van der Ploeg van Cultuur neerslaan. In een speech zei hij: “Het is een van de belangrijkste schilderijen van deze eeuw ... Velen zullen niet kunnen wachten om het werk, de ‘Nachtwacht van de twintigste eeuw’, in het echt te zien! ” Zou een soortgelijke “gift” mogelijk zijn in een tijd die waarschijnlijk een kabinet van CDA, VVD en LPF oplevert? Onwaarschijnlijk, gezien Fortuyns anti-establishmentbenadering, die ongetwijfeld ook die van de LPF zal zijn. Hiermee treedt een cruciale bijwerking op van de Orwelliaanse rebellie tegen de elite, van de oorlog tussen hoge en lage cultuur. Er komt namelijk wel degelijk iets waardevols in het gedrang door de teloorgang van de elite. Dichter en essayist Matthew Arnold (1822-1888) schrijft in Culture and Anarchy:

“Cultuur is het zoeken naar het beste dat wordt gezegd en gedacht in de wereld. ” Net als in Amerika, een land dat in de ogen van Arnold een “gekkenparadijs” was dat zich nooit tot “een hogere beschaving” zou ontwikkelen, komt hoge cultuur in Nederland steeds meer in de verdrukking. Typisch is een bespreking in Algemeen Dagblad van de nieuwe vertaling van James Joyce’ Finnegans Wake. “Wie zat daar nu op te wachten”, stelt de criticus. “erwijl de wereld verpauperde en verhongerde, werden zeven jaar lang twee jaarsalarissen uitbetaald om een kleine, intellectuele toplaag het ultieme bijzettafelboek te verschaffen. Is dat niet het toppunt van decadentie?” Dit soort geluiden uit de onderbuik — stemmen van protest tegen de hegemonie van de culturele commissarissen — is tekenend voor de grimmige sfeer in de culturele arena.

Na de moord op Pim Fortuyn zei een zichtbaar aangeslagen Freek de Jonge in het televisieprogramma Nova: “Wij hebben de Zangeres Zonder Naam nooit serieus genomen.” Tegenover De Groene Amsterdammer licht de cabaretier zijn uitspraak toe: De Jonge: “Ik hanteer het woordje ‘wij’, aangezien ik niet buiten schot sta. Het is duidelijk dat er een enorme kloof is ontstaan: een groep kijkt met groot machtsvertoon en arrogantie neer op de anderen. Je moet teruggaan naar de provotijd, toen de kreet ‘klootjesvolk’ ontstond voor slaafse consumenten. Nou, daarmee werd het culturele gat gecreëerd tussen het volk en een cultuurelite die vooral via het kanaal van de VPRO verkondigde wat je mooi mocht vinden, wat wel en wat niet kon. Hiermee werd een grote groep uitgesloten. Het merkwaardige is dat de Vara, als drager van het socialistische idee van het opvoeden van de massa, de volkscultuur heel lang heeft ontkend. Inmiddels heeft de volkscultuur getriomfeerd, vooral bij de commerciëlen. Dat blijkt ook uit de verkoopcijfers van iemand als Vader Abraham. Maar tegelijkertijd hebben zulke artiesten zich altijd enorm gefrustreerd en achtergesteld gevoeld door de toon van de elite, vooral de media. Zelf heb ik altijd wel gelonkt naar de massa. Ik ervoer de zuigkracht ervan toen ik een hitje had met Leven na de dood. Ook in mijn programma’s zit een handreiking — heel populaire momenten die toch bij mij horen. Trouwens, opvallend is dat het volk en de intellectuelen hand in hand lopen als het om voetbal gaat. De combinatie voetballen en rouwen in de dagen na de dood van Fortuyn laat zien dat er behoefte bestaat aan emotie. En dat wordt op alle manieren onderdrukt. In de media luidt de boodschap: werk hard en klaag niet. De mond wordt te snel gesnoerd. De grootste tragedie is dat er niets zal veranderen — daar ben ik van overtuigd. Ik vrees dat ongelofelijk weinig goede ideeën zullen komen vanuit de groep LPF-mensen die nu in de Kamer zitten. Matige kwaliteiten. Tijdens Pinksteren is de Heilige Geest over de discipelen uitgestort, maar ik denk dat Pinksteren binnen de LPF nog niet heeft plaatsgevonden. Het volk heeft gekozen, en wij zullen ons hieraan moeten conformeren, ook met het nodige optimisme. Maar ik zie niet waarom we hen niet kritisch zouden moeten volgen. Mij was duidelijk dat Fortuyn eigenlijk bij het vooruitstrevende establishment wilde horen. Hij zou er flink van hebben opgekeken dat hij de geest uit de fles heeft gehaald. En dat hij door te roepen: ‘Nederland is vol’ een groep mensen heeft gelegitimeerd dingen te roepen die bepaald angstaanjagend zijn. Je ziet hoe intolerant Nederland is: vol met bedreigingen en intimidatie. ” De Jonge signaleert een cultureel isolement van groepen mensen als gevolg van de scheiding tussen commerciële zenders en de publieke omroepen. Er zijn mensen die nooit naar de publieke zenders kijken, zeker niet naar Nederland 3. Wellicht moeten populaire cultuuruitingen meer aandacht krijgen. Of niet?

De cabaretier zit ermee. “Rotzooi blijft rotzooi” , zegt hij relativerend. “Een ouder die zijn kind de deur uit ziet gaan, wil het alles over het leven vertellen, alle gevaren bezweren en alle smaken en wansmaken aan hem uitleggen. Maar dat is onmogelijk. De deur gaat open. En daar gaat-ie. ” Het volk is mondig, en het kijkt naar Het Nieuws en Hart van Nederland. Uit gegevens van de dienst Kijk- en Luisteronderzoek blijkt dat jongeren de publieke omroepen massaal de rug toekeren. Jongeren tussen 13 en 19 jaar kijken bijvoorbeeld gemiddeld 64 minuten per dag naar de commerciëlen — bijna het driedubbele van het cijfer voor Nederland 1, 2 of 3.

Onder de commerciëlen weet SBS feilloos de directe leefwereld van de kijker te bereiken. Volgens hoofdredacteur Robert Leenheers van Het Nieuws en Hart van Nederland brengen deze programma’s nieuws “dat mensen overkomt of dat mensen kan overkomen” . Het Journaal van de NOS vindt hij “erg afstandelijk en institutioneel” . Leenheers: “Zij richten zich op de toplaag in de maatschappij: opiniemakers, kamerleden. We noemen onze modelkijkers Bart en zijn vrouw Bianca. Bart is rond de 32, werkt op de afdeling personeelszaken van een middelgroot bedrijf ergens in de provincie. En zijn vrouw Bianca is kapster. We vragen ons af wat Bart van het nieuws zou vinden. Bart wendt zich bijvoorbeeld af van het aanhoudende geweld in het Midden-Oosten. Tja, denkt hij, het komt toch niet meer goed. Er moet een buitengewoon belangrijke nieuwsontwikkeling op dit gebied plaatsvinden, willen wij er weer aandacht aan besteden. Een dreigende arrestatie van Arafat zou onze Bart bijvoorbeeld weer aan het denken zetten. ” Zag SBS het Fortuyn-effect aankomen door dagelijks verslag te doen vanuit de leefwereld van “Bart en Bianca” ? Leenheers: “Krankzinnig is dat een partij zonder een traditioneel politiek programma ineens zo’n aanhang krijgt. Er leek sprake te zijn van een soort selectief protest; iedereen had wel wat en dacht dat hij met zijn problemen terecht kon bij Fortuyn. Dit merkten wij bij SBS. Twee dagen na de verkiezingen sprak een vrouw me op straat aan. ‘Hartelijk gefeliciteerd met de verkiezingsuitslag!’ zei ze. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. ‘Nou’, antwoordde ze, ‘jullie hebben toch gewonnen ...’ Dat zette me aan het denken. Volgens haar heeft SBS het imago dat we zeggen waar het op staat — net als Pim, in haar ogen. Het is zo dat wij het bewust opnemen voor de man op straat, of het nu gaat om verkeersdrempels of fraudezaken waarin gewone mensen zijn opgelicht. Zodra zoiets volgens ons nieuws is, benaderen wij het onderwerp altijd vanuit de optiek van de slachtoffers, van Bart en Bianca. Dat is dezelfde benadering van een ander SBS-programma, Breekijzer van Pieter Storms. Mij is duidelijk dat diegenen die zichzelf rekenen tot de culturele elite — en dat is in de politiek gebleken — zich bezondigen aan een soort arrogantie. Het is zo makkelijk om neer te kijken op een zender als SBS. Natuurlijk gaat het om commerciële televisie, maar kwalitatief worden hier ook gewoon goede programma’s gemaakt. Je kunt niet langer beweren dat SBS en RTL alleen maar pulp uitzenden. Je kunt wel zeggen, als lid van de culturele elite, dat dit soort programma’ niet aan je besteed is. Bijvoorbeeld een succesvol shownieuwsprogramma als RTL Boulevard. Maar ik stoor me niet aan denigrerende opmerkingen van leden van de culturele elite. Zij moeten maar lekker met hun hoofd in de wolken blijven lopen. In de politiek zagen we de afstraffing van zo’n arrogante houding. Op een gegeven ogenblik gebeurt dat ook in de culturele wereld. Een cultuuroorlog? Wellicht uit die zich in de ontwikkeling waarbij Nederlanders zich meer gaan afwenden van datgene wat zich afspeelt aan de kant van de culturele elite. Die groep mensen moet het tot haar taak rekenen minimaal aansluiting te vinden bij wat leeft onder het volk. De culturele elite heeft een verantwoordelijkheid op dit gebied, namelijk het begrijpbaar maken van nieuwe cultuuruitingen voor grote delen van het publiek.

Als je die moeite niet eens neemt, en alleen maar minachtend naar beneden kijkt ... tja. De handreiking moet van boven komen. De elite moet zich goed beraden. Wat in de politiek is gebeurd, kan hun dadelijk ook overkomen. En dan ben je geen elite meer, maar een soort sekte.”

Orwells Winston schrijft: “Als ze niet bewust worden, zullen ze niet rebelleren, en ze kunnen pas bewust worden na afloop van de rebellie.” Toegepast op de moderne mediamaatschappij ligt de ironie van zijn dagboeknotitie hierin: de massa is bedwelmd door vermaak als nieuwe religie, zodat reflectie en bewustwording er niet in lijken te zitten. Maar datzelfde vermaak kan wel degelijk het toneel van opstand en verzet zijn tegen dominante ideologieën in de samenleving.

Liesbeth van Zoonen is hoogleraar en directeur van het Centrum voor Populaire Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Zij zegt: “In All you need is love is met enige regelmaat aandacht besteed aan homoseksuele paren. En in Love Letters is — voordat het volgens de wet kon — een lesbisch stel in het huwelijk getreden. Bekend is dat de Nederlandse roddelpers homoseksuele paren beschouwt als ieder ander getrouwd paar. Deze dingen werken ondermijnend ten opzichte van de dominante heteroseksuele cultuur. De eerste serie van Big Brother ging nog veel verder. Die vertegenwoordigde de totale triomf van het gewone, het alledaagse en van de gewone mens. De serie was een soort vooruitwijzing naar het fenomeen Pim Fortuyn. Allebei doen in feite hetzelfde. Het volk zegt: ‘Luister verdorie nou een keer naar mij, neem mij serieus.’ Dat idee van ‘niemand ziet ons’ is niet nieuw, maar het krijgt steeds andere uitingsvormen. In de jaren zestig en zeventig dachten de babyboomers dat ‘het volk’ de macht had gegrepen. Het gaat om iets structureels dat steeds via de media — bijvoorbeeld in de vorm van events — gestalte krijgt.” Volgens Van Zoonen is het een misvatting dat de kloof tussen politiek en kiezer zich gemakkelijk laat vertalen in culturele termen: “Pim Fortuyn kanaliseerde iets waarvan niemand in de elite het bestaan vermoedde. Dat bracht een grote schok teweeg. Hij verwoordde wat veel mensen dachten maar niet durfden te zeggen. Tegelijkertijd ging hij dwars door alle bekende tegenstellingen heen. Dat maakte hem zo ongrijpbaar. Tijdens de begrafenis liet niet ‘het volk’ van zich horen, maar een enorme mengeling van mensen. Ook bij de dood van prinses Diana zag je over de hele wereld mensen uit alle lagen van de bevolking rouwen. Deze events doorbreken — in elk geval tijdelijk — de grenzen tussen verschillende groepen mensen. Een bepaalde vluchtigheid is te verwachten bij dit soort gebeurtenissen. Voor Diana is een monument opgericht in de buurt van de plek waar ze ligt begraven. Een jaar later, bij de herdenking, was het er al niet meer overdreven druk.” Hoge cultuuruitingen stonden al voor de opkomst van Pim Fortuyn onder druk, getuige de cultuurnota van staatssecretaris Van der Ploeg. Musea die bijvoorbeeld disco’s organiseren om bezoekers te trekken; of enkele toneelgroepen die te verstaan hebben gekregen dat ze hun deuren maar moeten sluiten. Deze veranderingen hebben alles te maken met een groter accent op publieksvoorkeuren. Liesbeth van Zoonen: “Het publiek wil vandaag de dag in feite alles tegelijk: naar Ahoy voor een popconcert of naar de musicals van Van den Ende. Mensen zijn wel degelijk bereid om achter de tv vandaan te komen. Maar steeds minder mensen — ook vanuit de culturele elite — zijn bereid om naar het Concertgebouw te gaan of naar een theatervoorstelling waar niemand wat van begrijpt.”

Conclusie: Nederland transformeert zich tot “Republiek van het Vermaak”, zoals Amerika dat een eeuw geleden heeft gedaan. Beleidsmakers als Rick van der Ploeg lonken net zo hard naar de massa als de commerciële omroep. Ook de politiek lonkt, met succes. De LPF-stemmers, de mensen die de “krioelende, veronachtzaamde massa” van Orwell vormen, hebben wel degelijk een proces van politieke bewustwording doorgemaakt — en wel in de vorm van het vertier dat Fortuyn bood in het eerste lijsttrekkersdebat of de Soundmixshow. Deze ontwikkelingen bewijzen niet alleen dat het volk de ware macht in handen heeft, maar ook dat vermaak de brug naar de massa vormt.

Onvermijdelijk is dat cultuur net als in Amerika steeds meer het toneel zal zijn van de ideologische strijd tussen links en rechts en tussen de elite en de massa. Opvallend is dat de overwinning van de LPF overeenkomsten vertoont met een valkuil in cultural studies, namelijk het denkbeeld “wat populair is, is per definitie goed”. Hierover schreef de Britse wetenschapper Simon Frith een paar jaar geleden een uitstekend essay onder de titel ‘Defending Popular Culture from the Populists’. Frith prikt de mythe dat waardeoordelen onbelangrijk zijn in de populaire cultuur door. Immers, alleen een gek zou beweren dat een kasteelromannetje even waardevol is als het werk van de gezusters Brontë. “Gestreden moet worden niet tegen het idee van hogere cultuur”, schrijft Frith, “maar tegen de bewering dat zij het exclusieve domein vormt van datgene wat ‘hoog’ zou kunnen zijn.” Hierin ligt het failliet van de gevestigde politiek en populistische partijen als de LPF: de eerste blijkt blind te zijn geweest voor de mogelijkheid van verhevenheid onder het volk, terwijl de tweede de traditionele verhevenheid van de intellectuelen op dogmatische wijze bestrijdt. De elite negeert de populaire cinema, een sitcom of een levenslied, en de massa ondermijnt James Joyce, Piet Mondriaan of Wagner op Nederland 3. “Als er hoop is", schrijft Winston, “schuilt die bij de proles.” De andere auteur, zeg maar degene “boven” Winston, relativeert de notitie van zijn creatie: “De woorden bleven terugkeren; ze verklaarden een mystieke waarheid. En een voelbare absurditeit.”

Hierdie artikel het voorheen in De Groene Amsterdammer verskyn.

terug    /     boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.