|
|
De literaire watersnoodHendrik-Jan de Wit
Als ik buitenlandse vrienden iets van Nederland en het water laat zien, breng ik ze naar de stormvloedkering in de Oosterschelde. Een mega-operatie waarbij je versteld staat van de menselijke techniek. Zozeer zelfs dat je helemaal vergeet waarom dit technologische hoogstandje er eigenlijk staat: de watersnoodramp 1953. De ramp vond plaats in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 en werd dit jaar herdacht in diverse plaatsen op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Daarnaast verschenen er talloze boekwerken over de watersnoodramp en de maatregelen die na de ramp zijn getroffen. Ook werd er op de televisie ruim aandacht aan dit alles geschonken. Eén van de meest interessante publicaties over de ramp is de bloemlezing van dichter Ad Zuiderent. Hij heeft in een kloek boekwerk de beste literaire verwerkingen over de watersnoodramp verzameld. Het boek draagt de vanzelfsprekende titel: Na de watersnood, Schrijvers en dichters en de ramp van 1953. Zuiderent leidt het werk in en maakt een ordening in vier segmenten van de grote hoeveelheid verhalen, romanfragmenten, toneelverwerkingen en gedichten. Als eerste behandelt hij Eerste verhalen, vrome wensen. Deze artikelen verschenen in de dagen en weken na de ramp. In deze afdeling staat onder meer het ontroerende gedicht Nederland van Mies Bouhuys en Brief met bestemming Zeeland van Annie M.G. Schmidt. Bouhuys spreekt in haar verbazing uit over de ramp en ziet een teken in de hulp die op gang komt: Een arbeider uit Twente, Annie M.G. Schmidt, een Zeeuwse van origine, spreekt troostvolle woorden in de prachtige brief aan buurvrouw Kopperse: Een echte brief kan ik jullie niet sturen en ook deze krant krijg je niet, of misschien veel later, maar ik moet toch even schrijven, omdat ik zo steeds aan jullie denk. (76) Schmidt vergelijkt het gevecht met het water met de strijd tegen de Duitse overheersing in de Tweede Wereldoorlog, waarbij vlak voor de bevrijding de dijken doorgebroken waren: Toen kwam er een dag, dat het gat was gedicht en de straat werd weer droog. […] Want die droge straat en de zon en de muziek en het voorjaar, het komt allemaal ook voor jullie weer. (78) De drie andere delen benaderen de ramp vanuit een andere invalshoek. De verhalen zijn vrijwel allemaal geruime tijd na de ramp verschenen en de schrijvers bezien de gebeurtenissen met een grotere afstand in tijd en emotie. In het deel Geromantiseerd, gemythologiseerd staat het verdichte verhaal over de ramp centraal. Zoals het verhaal De terugkomst, Een legende van Harry Mulisch; hierin wordt het verhaal van de ramp echt literair proza. De mythe overheerst in het verhaal van Mulisch. Het derde deel van de bloemlezing, Terugblikken, benadert de ramp niet meer rechtstreeks. Heel vaak komt er zelfs geen water aan te pas, zoals in het gedicht van Jan Kuijper Ramp (1953). Het lyrisch ik zit bij zijn vader voorop de fiets en waait van de fiets door de harde wind. Dat is zijn persoonlijke ramp. Het prachtige verslag van F. Springer zet zich af tegen de bijna overdreven memoires van held A. Korthals Altes, die voor Springer afgedrukt is in Dagboek van de Februariramp, Notities van een Leidse student. Springer schrijft in zijn bekende droogkomische trant over zijn ervaringen met de ramp: Wij luisterden naar het nieuws van één uur en concludeerden dat ook onze hulp hard nodig was. Hij en een sinds de schooldagen door hechte vriendschap met mij verbonden Amsterdamse student genaamd Han melden zich op een van de daartoe bestemde verzamelplaatsen (221). Iemand die opvalt door zijn resolute geregel stapt met hen in dezelfde bus. Ze blijken overal overbodig te zijn en komen diezelfde avond weer terug bij de verzamelplaats, waarbij een acteur van de Haagse Comedie lachend tegen de Regelaar zegt: U ook nog bedankt voor de interessante excursie (223). Springer laat hier treffend zien dat niet iedereen zich nuttig kon maken. Het vierde deel, Op grotere afstand, Beklemmend dichtbij behandelt de ramp op een nog meer afstandelijke wijze. Soms komt de ramp helemaal niet meer aan de orde zoals in het romanfragment uit Voskuils Bij nader inzien. Alleen de datum boven het stuk is de datum van de ramp. René Zwaap schrijft aan de hand van de watersnoodramp een prachtig essay over de Nederlandse Watervrees, Het trauma van de Zeeuwse zondvloed. Hij eindigt met een mooie observatie: De dijk is de Nederlandse variant van de piramide: het is een symbolisch gebaar naar vertoornde goden, niet bedoeld om de mensen een plezier te doen, zeker geen uitgeweken stadsmensen die nu ergens op een dijkhuisje doen alsof de natuur van vandaag de dag te vertrouwen is en zelfs bekoring wekt (322). Temidden van al deze literaire schoonheid, inclusief de prachtige gedichten die Zuiderent van zichzelf in de bundel heeft opgenomen, valt de inleiding van Zuiderent buitengewoon tegen. Hij omhult zich met allerlei vage herinneringen over zijn eigen watersnoodramp in s Gravendeel, voert een lang betoog dat de ramp niet alleen Zeeland, maar ook grote delen van Noord-Brabant en Zuid-Holland trof, verhaalt over zijn dementerende vader bij wie de ramp pas later een onderwerp van gesprek was en kan het niet nalaten de verhalen in de bundel samen te vatten en zelfs de clou van sommige te verklappen. Zuiderent laat wel alle aspecten van de Watersnoodramp zien. De watersnoodramp is niet alleen een Zeeuws trauma, het is een nationaal trauma dat royale aandacht heeft gekregen in de media, maar ook in de letterkunde. De ramp heeft niet alleen een schitterende stormvloedkering in de Oosterschelde tot gevolg gehad, maar vormt ook het decor in prachtige literaire verwerkingen zoals het gedicht watersnood van Gerrit Achterberg: Beelden van Zadkine stonden moeders daar Prijzenswaardig aan Zuiderent is dat hij een prachtige bloemlezing heeft gemaakt van Nederlandse literatuur over de Watersnood. Almelo, 5 april 2003 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |