|
|
Jongensboek of damesroman?Hendrik-Jan de Wit Margriet de Moor: De verdronkene, Roman. De watersnoodramp van 1953 is een decor voor kinderboeken. Het oerspannende boek van Jan Terlouw: Oosterschelde windkracht 10 bijvoorbeeld. Het is een verhaal waaruit de golven dreigend stijgen. De schreeuw om hulp jammert uit de bladzijden. Ik las het als tienjarig kind in bed met rode oortjes, tot mijn moeder mij vermanend toesprak dat ik nu echt moest gaan slapen en het boek meenam zodat ik niet meer zou lezen. De volwassen literatuur hield zich afzijdig van dit zware thema. Schrijven over een ramp is niet interessant en komt daarbij pathetisch en veel te emotioneel over op de lezer. Uitgezonderd het stapeltje publicaties dat Ad Zuiderent twee jaar geleden bundelde in Na de watersnood, Schrijvers en dichters en de ramp van 1953 (zie mijn recensie: 'De literaire watersnood'), zijn er weinig romans die de watersnood serieus als thema behandelen.
Getroffen
Vaagheden
Het was een opwelling geweest, een onbetekenend grilletje dat jongstleden maandag - geen mens wist waarvandaan - in haar kop was opgestoken en dat ze zomaar, nergens om, maar eens niet had verjaagd. (28)Een verteltechnisch trucje: je positioneert twee zussen tegenover elkaar. De ene, Armanda, heeft het helemaal gemaakt, de ander, Lidy, is jaloers op het leventje van haar zus. Ergens wil ze ook zo'n leven leiden en vindt ze de man van Armanda erg leuk. De twee zussen voeren een 'survival of the fittest' tegen elkaar. Natuurlijk doet Armanda dit niet bewust, maar haar onderbewuste schijnt onbewust haar zus te willen verslaan. Niks mis mee en ook best mooi gevonden. Alleen moet de verteller daar buitengewoon voorzichtig mee omgaan. De Moor laat de verteller te ver doordraven. Vanaf de eerste bladzijde heerst de dreiging van de stormvloed. Elke lezer met enig historisch besef weet dat het water spoedig over de dijken zal komen en is in spanning over het lot van Lidy. Het is aan de vooravond van de watersnoodramp, vertelt de verteller herhaaldelijk. Lidy vertrekt met de woeste storm die de regen tegen de voorruit van haar vaders zwarte Citroën drukt.
Bang
Dergelijke onheilstijdingen zouden mij namelijk in doodsangst brengen. Stel je voor een ingenieur - iemand die er verstand van heeft - even vertelt dat er een watermassa, 'een sculptuur van water', 'een zeegebergte, betrekkelijk laag bij de uitlopers maar monumentaal oprijzend in het midden' regelrecht afdondert op het Zierikzee waar je dadelijk de nacht doorbrengt. Een explicietere voorbode van het gevaar is er niet en de roman is nog geen veertig pagina's oud. De vertelster spreekt hier werkelijk met een te expliciete tong. Zonder deze ingenieur loert er genoeg gevaar. Daar is deze man echt niet voor nodig.
Jongensboek
Dat is een groot bezwaar van De Moors roman. Ze maakt van het boek teveel een jongensboek, terwijl haar personages gewoon mensen zijn die strijden tegen het wassende water. De vertelster hinkt bovendien op twee gedachten. Aan de ene kant is daar het verhaal van Lidy en haar dood, dat als een rode draad in kleine stukjes door de roman is verbrokkeld. Aan de andere kant is daar de vermissing en het verdriet van de familie. In het laatste geval krijgt het werk een onderwerp dat boven de concrete gebeurtenis van de roman uitstijgt. Juist zo'n thema is interessant en bij mijn weten erg weinig in de literatuur behandeld: de vermissing van een dierbaar familielid. Daar heb je niet eens een concurrerende zus voor nodig. In De verdronkene krijgt de lezer teveel voor zijn kiezen. Er liggen zoveel pijnlijke elementen in: een man, een zus, ouders, schoonouders en ook nog het tweejarige dochtertje Nadja dat opgroeit zonder moeder. Heel veel pijn en verdriet die nauwelijks uitgewerkt worden, waardoor alles oppervlakkig blijft. Een element is al genoeg om de schimpscheuten op te roepen van een ineenkrimpend hart dat meeleeft, meedenkt en meevoelt met de romanpersonages. Het niet vinden van Lidy's lichaam en de begrafenis van een paar botten ruim dertig jaar na de gebeurtenis, is voldoende om een roman te vullen. Bij De Moor blijft dit hangen in een mijmering tussen Nadja en Armanda of dit echt Lidy is die ze begraven en de vraag aan de forensisch arts of Armanda geen pijn heeft geleden bij haar dood. Hier is echt wel wat meer te vertellen.
Vrouwtje staan
Het was een zielig, onbegrijpelijk liedje waarvan de woorden, 'Alles in de wind, alles in de wind, 't is maar een schipperskind…,' een tragische stem met zich meesleepten: die van Lidy. […].Het is een passage waarbij de rillingen over de rug lopen. Hier krijgt het verhaal betekenis en raakt je tot op het bot. Een schijnbaar totaal onschuldig kinderliedje verovert hierbij de gevoelens van volwassenen. De basale gevoelens van de angst voor het water waarin de zus Lidy verdrinkt. Om het tenslotte nog allemaal erger te maken dan het is. Lidy. Toen ze een jaar of twaalf was. In het doktershuis bezig het koperen kraantje te poetsen. Het liedje intussen uit volle borst aan zijn eind toe jammerend werpt ze Armanda, die op haar weg naar boven bij de trap passeert, een pesterig-vertwijfelde blik toe, zwaar van een moeilijk te duiden betekenis, of het moest simpelweg deze zijn: dat dit liedje er een is dat helemaal niet goed afloopt. Als Armanda de deur van de balkonkamer achter zich dichtdoet, echoën de slotwoorden dubbel onderstreept in haar oren na - 'Ja! Ja!' - en staan haar ogen vol tranen. (73-74)Dat allemaal trekt als een wervelwind door het hoofd van Armanda. Op die korte weg van bios naar huis. De vertelster geeft hier een prachtige exegese van een kindervers, zonder de tekst geweld aan te doen of tot overinterpretatie te komen. Donkere wolken trekken zich samen boven het schijnbaar onschuldige liedje. Dit is zonder twijfel het mooiste gedeelte uit de roman. Een passage die het hele verdere verhaal onnodig maakt.
Damesroman
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |