|
|
Boudewijn Büch 3Een leven in gedichtenHendrik-Jan de Wit
Boudewijn Büch:
In gedichten.
Schrijver, verzamelaar, televisiepersoonlijkheid, cabaretier, columnist, romancier, reiziger en avonturier. Boudewijn Büch (1948-2002) valt niet onder één noemer. Hij wil graag doorgaan als de homo universalis, maar zijn oorsprong ligt bij zijn gedichten. Büchs eerste literaire publicatie is de gedichtenbundel Nogal droevige liedjes voor de kleine Gijs. In dit werk schuilt de hele thematiek uit het latere oeuvre van Büch: de dood van het kleine kind, de vader die mishandelt, de inrichting in het Brabantse dorp waar de lyricus als kind lange tijd moet doorbrengen en de grote liefde voor Goethe en de Rolling Stones. Deze onderwerpen vormen de basis van Büchs fictieve werk. Een jaartje terug is de uitgever op de proppen gekomen met een goedkope heruitgave van Büchs in 1991 verschenen Verzamelde gedichten, bijeengebracht door Ernst Braches. De heruitgave heeft de titel In gedichten gekregen en moet het zonder de aantekeningen en bronnenverantwoording van 1991 doen. Met In gedichten wil de uitgever het lyrisch oeuvre van Büch voor een groot publiek toegankelijk te maken. Al speurend en lezend in de nieuwe uitgave van het lyrisch oeuvre ontdek je dat de gedichten een ander beeld geven van de haastige mens Büch. De man die rusteloos van het ene naar het andere vliegt. Iemand die alles snel, vluchtig en slordig afmaakt. In zijn gedichten is juist tijd voor bezinning. Oorsprong Jailhouse rock (Elvis Presley)De beelden van het gesticht vermengt het lyrisch ik met beelden van vader, waarbij hij balanceert tussen gevangenis en gekkenhuis. In het gedicht vlucht het lyrisch ik. Hij probeert door middel van taal een oplossing van het probleem te zoeken. Het is een taal die het lyrisch ik voortdurend bezigt in de gedichten van Büch. De taal verschilt weldegelijk van de romans, maar de thematiek komt grotendeels overeen. Büchs poëtische taal is afhankelijk van de herhaling. Het schept een eigen werkelijkheid die de gedichten samenbrengen. Zo keert het landschap terug in de 'ogen' van de geliefde waarover de ik spreekt in 'Gedicht' [111] waarboven een citaat van Barry Ryan staat: 'The clock was in her eyes': GEDICHTVoor Büch is het niet de klok van Ryan, maar het 'droeve landschap', dat het lyrisch ik in de ogen ziet. Het is een taal die tot in de romans doorklinkt, maar in de gedichten meer bewogen over de tong rolt. De thematiek verschilt misschien niet zo wezenlijk van Büchs romantische wereld, maar de taal krijgt een zwaardere lading en geen woord is overbodig. Vooral in het vroege dichtwerk gebruikt Büch weinig taal om zich uit te drukken. Hij schrijft in korte regels van slechts enkele woorden en hanteert korte strofes. Zijn vorm is vrij, bezit wel eindrijm en is interpunctieloos. In een vroeg gedicht als 'Togetherness (Frankie Acalon)' klinkt een bijna Wertheriaans verlangen op om de geliefde te vangen in het lied. Togetherness (Frankie Avalon)Als een vogel creëert het lyrisch ik een nestje, waarvan de takjes uit taal bestaan. Tegelijk is de stem depressief, weet geen raad met het benoemen van de liefde. Hij legt hij neer in dit lied, waarna hij zich vervolgens afvraagt in hoeverre hij liefde kan uitdrukken in taal. Het is vrijwel onmogelijk en uiteindelijk verstopt hij zich in haar glimlach, omdat het alternatief in een donker betoog uitmondt. Een onmogelijkheid door het zeer karige gebruik van taal, dat de vroege gedichten van Büch zo kenmerkt. Beelden roept het lyrisch ik niet op. Het blijft beperkt tot het noemen van kleuren (blauw, oranje en zwart), het hanteren van de tegenstelling (gesprek van zwijgen) en extreem verliefde emoties als het verstoppen in de glimlach van de geliefde. Later Piet Paaltjens RevisedHij voert hier een pseudo-romantisch gedicht op. Natuurlijk is ze vals, maar Büch zet het neer als echt. Of je in een neogotische kerk staat waarbij de spitsbogen en de monumentaliteit doen vermoeden dat je in een middeleeuwse kerk staat. De illusie zie je voor echt aan. Hetzelfde gebeurt bij de 'herziene' Paaltjens. Het 'Paaltjens-beeld' op de hoek van de Hooigracht en de Nieuwe Rijn in Leiden, waar de twee vrienden elkaar eeuwig trouw bezwoeren, doemt op bij het lezen van dit gedicht. De vorm mag dan modern zijn, het gevoel dat het lyrisch ik beschrijft is het 'Paaltjens-gevoel', waarbij de snik aan het eind van het vers wordt verruild voor een voorzichtige glimlach op de lippen. Büch zoekt in 'Piet Paaltjens revised' meer de lengte op dan in zijn vroegere gedichten. De manier waarop hij omspringt met eindrijm is frappant. Hij maakt de vorm ondergeschikt aan de rijm. Het woordspel met lijden en Leiden valt niet alleen in de laatste regel op, want de liefde is voor het lyrisch ik vooral een vorm van lijden. De initialen drukken een misdadig stempel op de oud-geliefden en maken ze anoniem. Schuilt achter de letter met een punt een man of een vrouw. Alleen het lyrisch ik weet het, maar hij onthult zijn geheim niet. Het gedicht wordt gedragen door de initialen. Het noemen van de namen zou alle kracht uit dit vers halen. Grote thematiek? This side of paradise (Francis Scott Fitzgerald)Aan de ene kant wordt het kind dat 'slaapt aan de blauwe zijde' beweend in dit vers. De 'blauwe zijde' verwijst hier sterk naar de uitdrukking 'gene zijde'. Daarnaast is het spel met woorden als 'lijk' dat hier een werkwoord is en tegelijk een dood lichaam. Het 'geheten' en 'vernoemd' gesmeerd over twee regels en de vermenging van het kind, de 'vrucht' en de dood, de 'baar' in scheiding door de komma, terwijl de combinatie juist naar het leven wijst: vruchtbaar. Ook de 'schrijn' roept de gedachte aan de dood op, vermengt met de kwade pijn van de emotie die het dode kind veroorzaakt. Zo vertoont het lyrisch ik een krachtig spel met de taal, waarbij de woordbetekenis voortdurend van kleur verschiet als een kameleon. De kleur blauw is meer dan een woord dat in heel veel gedichten terugkomt. Ik heb er in de gauwigheid zo'n veertig gedichten gevonden waarin de kleur op enigerlei wijze aan de orde komt. Blauw verbeeldt de taal, zoals de dichtbundel De taal als blauw zegt, maar is misschien nog meer de dood, zoals 'This site of paradise' bijvoorbeeld laat zien. Blauw is een kleur die symbool staat voor alles wat geestelijk is en wil tegelijkertijd een psychologische bevrijding uitdrukken. Blauw is niet een zeldzaamheid, dat alleen aan het dichtwerk van Büch behoort. Ook het proza is van doordrenkt van deze kleur. Het romandebuut De blauwe salon uit 1981 is misschien wel het sprekendste voorbeeld. Een ander terugkerend element is het conflict tussen gevoel en taal een element waar het lyrisch ik niet uitkomt en dat bijna tegenstrijdig prachtig wordt verwoord. Het is feitelijk de variatie van het cliché: woorden schieten tekort. Alleen probeert de dichter Büch die tekortschietende woorden wel te vinden, door een plaatsvervangend woord hiervoor te zoeken. De kunstigheid sluimert langzaam zijn gedichten binnen. Büch produceert zijn gedichten als een computer. Hij drijft in een gedichtenserie de spot drijft met het tekstverwerkingsprogramma WordPerfect. De cyclus van zes sonnetten heet oorspronkelijk 'Boudewijn Büch en WordPerfect. Iets wat de samensteller Braches vermeldt in de uitgave van 1991. Het is geschreven ter gelegenheid van de introductie van de Nederlandse WordPerfect 4.2 en dus pure reclame. Büch verwerkt het reclamegeld met synoniemen en het vervangen van werkwoorden, bijwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en rijmwoorden. Geen knap staaltje dichtkunst, grappig om te lezen, maar na één keer lezen is het meer dan genoeg. De meerwaarde die zijn eerdere poëzie kenmerkt, is niet te vinden in de gedichten. Voor het effect de eerste strofes van de zes gedichten: WordPerfect, versie 1 WordPerfect, versie 2 WordPerfect, versie 3 WordPerfect, versie 4 WordPerfect, versie 5 WordPerfect, versie 6Het vroegere gedicht zonder interpunctie heeft hij ingewisseld voor een gedicht vol komma's en punten. Het haalt een stuk van de raadselachtigheid van weleer weg. Zo rond het tweehonderdste gedicht sluipt de interpunctie in de gedichten van de latere Büch, zo aan het begin van de jaren 1980. Het levert een nieuwe en andersoortige poëzie op, minder dubbelzinnig. Het werk wordt gedragen door het 'normale' taalgebruik, bestaande uit zinnen en minder uit losse kreten. Dit is duidelijk terug zien in deze sonnettencyclus. Alleen in de eerste versie poept hij nog een vorm van eindrijm uit, maar in het verdere verloop verliest Büch de poëtische beperking in een goedkoop taalspelletje: de vervanging van woorden. Een combinatie van de twee was veel sterker overgekomen, dus binnen het poëtisch idioom nog meer beperkingen opleggen waardoor iets van een meesterwerk ontstaat. Of beter gezegd: de kans groter was geweest dat er een meesterwerk zou ontstaan. Ik denk dan zelf meer aan een dusdanige variatie waardoor de eerste versie mijlenver afstaat van de laatste, of een cirkelbeweging waardoor de lezer bij het laatste gedicht weer terugkeert in het eerste. Nu lijkt het of alles verwijst naar de eerste versie, waardoor veel versies verdacht veel op elkaar lijken en zelfs inwisselbaar zijn. Bovendien is Büch niet altijd even consequent in zijn opgelegde beperking of verandering. Hij voert de 'opdracht' die boven het gedicht staat maar half uit, zoals het hem uitkomt. Terwijl de kracht van zijn eerdere poëzie de ver doorgevoerde consequentie is. Een reclameopdracht hoeft niet zo vies te zijn, als Büch met deze sonnettencyclus laat zien. Hij laat hier een gemiste kans liggen. Waarom moet 'taal' voortdurend vervangen worden door 'idioom', is er niks anders voor te bedenken. Zo lijkt iedere versie op de vorige, zonder meerwaarde te leveren. Om te zwijgen over het foeilelijke 'evenzo' uit de vijfde versie [330], wat werkelijke alle poëzie uit het rijmseltje haalt. Het maakt mij misselijk en verlegen tegelijk. Of in dezelfde zin waar het lyrisch ik spreekt over 'treed binnen in het onwaarneembaar buiten'. Een zin waarvan ik dacht dat de priesterdichter Huub Oosterhuis alleen in dergelijke vaagheden kon verdrinken. Büch is van hetzelfde laken een pak. Groot publiek? De gedichten worden chronologisch op publicatiedatum gepresenteerd en bezitten daarom een nummertje. In deze vorm lijkt het geheel een droge opsomming van Büchs lyrisch oeuvre, terwijl dat de Verzamelde gedichten deze indruk helemaal niet wekken. Het is iets dat bij mij veel leesplezier wegneemt. In gedichten laat zien dat je niet zomaar een eerdere uitgave opnieuw kunt drukken en daarbij een wezenlijk kenmerk van die vorige uitgave weg te halen. Een populaire uitgave voor een groot publiek vraagt om een ander soort bundel. Iets als een bundel waarbij elk gedicht een eigen bladzijde krijgt en waarbij de gedichten integraal worden gepresenteerd zoals ze in de verschillende bundels hebben gestaan, met aparte afdelingen voor het verspreid werk en jeugdwerk. Groot dichter? Het laatste duo gedichten, zoals die in de bundel In gedichten op de laatste bladzijde staan gedrukt, verliezen de kracht van de eerdere Büch. De kleur blauw valt weg en de gedichten worden bijna eenduidig in de betekenis. De twee televisieliederen die zijn toegevoegd in deze herdruk van de Verzamelde gedichten zijn het niet eens waard een gedicht te noemen. Deze rijmseltjes waarin plotseling een hinderlijke eindrijm binnenstapt, stonden eerder in het dagboek dat Büch bijhield voor de reeks Privédomein. Het zegt misschien wel waar 'Televisie 2000' over spreekt: 'nu bedrijf ik zelf de liefde beeldend: razendsnel en digitaal.' De televisie waarvoor Büch werkt, de letterkundige hoererij die hij bedrijft door in talloze blaadjes columns te schrijven. Het haalt allemaal de kracht uit zijn gedichten. De taal is voor Büch niet meer toereikend genoeg om over te schrijven. Televisie 2000Zonder nummer, bijna naamloos, sluit dit gedicht een oeuvre af, dat nog volop in ontwikkeling was. Gedichten waar de taal een unieke positie inneemt en waarbij vorm en inhoud nog niet strak belijnd zijn. De collega-dichter en ex-vriend Gerrit Komrij heeft gelijk met zijn opmerking dat Büch de eeuwigdurende en tijdloze roem van de poëzie heeft ingeleverd voor de kortstondige roem van de televisie. Een jachtig en vluchtig leven van reizen, filmen en columns uitpoepen gaat niet samen met het maken van gedichten. Zeker, het geldt niet voor iedereen, maar bij Büch gaat deze vlieger zeker op. Dat leert de bundel In gedichten. De dichter Büch is niet voor niks een onderbelichte kant geworden, omdat hij zijn poëzie zelf onder de korenmaat zette.
Almelo, juni en oktober 2005
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |