gedicht ter nagedachtenis aan Ralph Rabie
Aan en uit
kom ons drink op die een wat sy drome oorleef
Alfred Schaffer
Geen enkel uur is gelijk aan een ander uur, zelfs een dag moet het stellen zonder
spiegelbeeld. Ook een dag loopt ten einde, keer op keer, als een speeldoosje.
Een speeldoosje met daarin een slaapliedje verstopt, een verzameling klanken
die ons sust. Tot het ritme eruit is, de melodie geheel verdwenen.
Voorgoed verdwenen, of slechts tijdelijk? Voorlopig, als in een pauze,
met open armen begroet. Afwezig, als tijdens de climax van een spannende film.
De muziek die ons begeleidt bij ons doen en laten. Ons komen en gaan. Zoals wij
dwalen door een winkelcentrum, of slenteren langs de kust. Nietsvermoedend.
De achtergrondmuziek die opklinkt terwijl wij het glas heffen in een restaurant,
of opgeknoopt aan een boom bungelen. Machteloos, in een laatste stramme houding,
in een scène uit het Laatste Oordeel. De boom als kapstok. Een stevige boom,
met wortels die diep in de aarde grijpen. Spaarzaam door regenwater gevoed.
Een boomsoort die met uitsterven werd bedreigd. Met aan die boom een lichaam,
bij toeval ontdekt, midden in een landschap, een lichaam als de slinger
van een staande klok, antiek en uitgetikt. Een kostbaar, zielloos restant,
even onvervangbaar als een refrein dat op de radio herhaaldelijk te horen was,
als de herhaling van een sportfragment. De herhaling van een forse regenbui.
Een refrein over een beruchte stadswijk, een geliefde wijk waar wij kwamen en gingen.
Luidkeels meegezongen. Of in gedachte. Ook in een onvruchtbaar landschap.
Een refrein als de opluchting die men ervaart bij het zien van een bekend gezicht.
Een gezicht dat onmiddellijk weer oplost in het straatrumoer. In de middagdrukte.
Wanneer de plaat blijft haken. De radio bijna achteloos wordt uitgezet.
|