Godsdiens / ReligionArgief
Tuis /
Home
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Theologische lessen uit Afrika

Gerrit Brand

Waarom een onderzoek over Afrikaanse theologie in Nederland uitvoeren? Het antwoord hangt samen met een andere vraag: waarom weet een Zuid-Afrikaan na afloop van zijn studie theologie meer over Europese dan over Afrikaanse theologie? Achter die vraag ligt een geschiedenis die ik eens als ‘die erfsonde van die Afrikaner’ typeerde: ‘vreemdeling in twee kontinente’.[1]

In Afrika voelen wij ‘blanken’ ons niet vreemd, maar toch ook vertegenwoordigers van een vreemde cultuur: hetzij het ‘dragers van westerse beschaving’ of ‘settlers’ die het land van de zwarten hebben afgepakt. Onder veel blanken bestaat een hunkering naar Europa. Als we echter naar Europa komen, dan realiseren we ons al gauw dat we géén Europeanen zijn. Dan gaat onze hunkering weer de andere kant op: naar Afrika.

De geschiedenis van de Afrikaners gaat over een volk dat zich vastklampte aan de illusie ‘rasechte’ Europeanen te zijn en niet deel van de rest, de Derde Wereld, de ‘zwarten’. Hun grootste vrees was voor ‘gelykstelling’ met de zwarte, Aziatische en gemengde bevolking van het land, waarvan Westerse waarnemers hen ook ‘verdachten’. [2]

Langzamerhand komt hier verandering in. Het einde van de apartheid heeft daartoe bijgedragen, maar ook de onmogelijkheid om enerzijds te ontkomen aan het paternalisme van Westerlingen jegens de ‘wilde boeren’ en de morele verontwaardiging die de apartheid toenemend bij diezelfde Westerlingen opriep anderzijds. [3] Afrikaners worden zich nu meer bewust van hun ‘Afrikaanse kant’. De schrijver Breyten Breytenbach: “Ons is ‘n bastervolk met ‘n bastertaal. Ons aard is basterskap. Dis goed en mooi so.” [4] Voor mij betekent dit zoiets als ‘black is beautiful’ voor mijn zwarte landgenoten.

De uitdaging deze ervaringscontext ook wetenschappelijk te verwerken, mijn ‘Afrikaansheid’ theologisch serieus te nemen, werd urgent toen ik na mijn studie ‘Biblical Studies’ bij een zwarte school ging doceren en regelmatig in een zwarte kerk voorging. Veel van mijn theologische kennis bleek volstrekt irrelevant. Aan de andere kant leerde ik hoe spannend het kan zijn met ‘anderen’ contextueel over theologie te discussiëren. Ik besloot dus mijn eigen ‘onderontwikkeling’ t.a.v. het Afrikaanse denken te overwinnen door mij te verdiepen in de Afrikaanse theologie.

Ik had toen al verscheidene universiteiten in het buitenland aangeschreven over een mogelijke promotieonderzoek: omwille van het ‘avontuur’ en het beleven van een ander academisch milieu, maar ook omdat fulltime promotieonderzoek in Zuid-Afrika niet mogelijk is. Bovendien zou een combinatie van verblijf in het buitenland en studie van het Afrikaanse denken goed aan mijn paradoxale identiteit als Afrikanertheoloog beantwoorden: nu niet meer Westerse theologie in Afrika, maar omgekeerd!

Zo kwam ik te horen over het Utrechtse onderzoeksprogramma ‘Philosophical analysis and the nature of change in religious traditions’. Een project over Afrikaanse theologie zou mooi binnen dit programma passen. Ik kwam dus in augustus 1997 naar Utrecht voor een onderzoeksproject over ‘The nature of criteria in African theology’.

Tijdens een vooronderzoek verdiepte ik mij in de begripsanalytische methode van de ‘Utrechtse school’, waarin ik mij heel goed kon vinden. Het feit dat zij een analytisch instrumentarium aanreikt dat niet inhoudelijk gebonden is aan één confessionele traditie vond ik vooral intrigerend: een waardevol hulpmiddel om uiteenlopende theologische tradities met elkaar te verbinden en een greep op het ‘conceptuele grammatica’ van de Afrikaanse theologie te krijgen. In mijn medewerkers had ik stimulerende gespreksgenoten die opmerkelijk openstonden voor de (soms wat esotherische!) gedachten die ik vanuit Afrika aandroeg.

Mijn onderzoek gaat over criteria in de Afrikaanse theologie. Ik wil ze niet alleen beschrijven, maar ook kritisch doordenken. Om die criteria te begrijpen, vergelijk ik ze met criteria in de Westerse theologie. Ik wil dus weten of Afrikaanse en Westerse theologen kunnen rekenen op gemeenschappelijke criteria in het licht waarvan theologische constructies beoordeeld kunnen worden. Ik koos ervoor mijn onderzoek te baseren op concrete debatten in de Afrikaanse theologie, specifiek discussies over het begrip ‘heil’.

Omdat de Afrikaanse theologie een eigen context heeft, is het niet verwonderlijk dat ‘heil’ daar een eigen invulling krijgt. Het krachtenveld waarbinnen theologen hun posities waar moeten maken wordt niet alleen bepaald door de christelijke traditie, maar ook door de inheemse religie en sociaal-politieke omstandigheden. Daarom is het boeiend te onderzoeken of er zoiets als een gemeenschappelijke ‘theologische rationaliteit’ bestaat.

In hun soteriologie richten Afrikaanse theologen zich minder exclusief op ‘verticale’ verzoening. In de Westerse theologie draait de soteriologie bijna volledig om dat thema. In de Afrikaanse theologie wordt dit niet afgewezen, maar het vormt slechts één onderdeel van een veel meer ‘holistisch’ heilsbegrip. [5] Heil betekent: humanisering, sociale verandering, culturele transformatie, herschikking van de kosmos, ‘revitalisatie’. [6] Al deze aspecten komen bijvoorbeeld tot uitdrukking in een beschouwing van heil als verlossing van hekserij en magie, of bevrijding van blanke overheersing. Hierin sluiten Afrikaanse theologen zich aan bij heilsbeschouwingen uit de prechristelijke religies van Afrika, maar ook bij de bijbel. Verder argumenteren ze dat hun visie vereist wordt door de context waarin zij theologiseren. Er zijn ook theologen die dit als syncretisme en een ‘horizontalisering’ van het heil afwijzen. Duidelijk is in ieder geval dat in de Afrikaanse theologie andere kwesties op tafel liggen dan in het Westen.

Dat laatste geldt ook wanneer men gaat nadenken over de agenten van verlossing: naast Christus, wordt bijvoorbeeld gevraagd of niet ook de voorouders een rol te spelen hebben. Wanneer er gereflecteerd wordt op de wijze van verlossing, verloopt een discussie over het offer als heilsmiddel anders in Afrika, waar verschillende traditionele offerpraktijken nog van kracht zijn, dan in het Westen. Denk ook aan de culturele context waarbinnen vragen aan de orde komen zoals: hoe loopt het af met onze voorouders die nooit het evangelie hebben gehoord? Zou het mogelijk zijn het alsnog aan hen te verkondigen? Over geen van deze vragen zijn Afrikaanse theologen het eens, maar zij delen wel de context waarbinnen ze gesteld worden. Voor een Westers opgeleide theoloog kan deze discussie vaak erg bevreemdend werken.

Toch kan ik op een bepaalde manier begrijpen waar Afrikaanse theologen het over hebben en zelfs aan hun discussies meedoen. Hoe komt dat? Er wordt vaak gezegd dat de context in de Afrikaanse theologie sterker meespeelt dan in het Westen, waar wetenschappelijke en leerstellige overwegingen belangrijker zijn. In mijn onderzoek ben ik tot een ander inzicht gekomen.

Hetzelfde is eigenlijk aan de orde wanneer enerzijds een Afrikaanse theoloog probeert de Afrikaanse cultuur en omstandigheden in haar theologie te verrekenen, anderzijds een Westerse theoloog ‘wetenschappelijk’ en ‘orthodox’ probeert te zijn. In beide gevallen gaat het erom het geloof zo te formuleren dat het begrijpelijk, geloofwaardig, relevant en toereikend voor een bepaalde context is, zonder de geloofstraditie te verraden. Westerse theologen realiseren zich niet altijd dat termen als ‘begrijpelijk’, ‘geloofwaardig’, ‘relevant’, ‘toereikend’ en ‘traditiegetrouw’ cultureel en context-relatief zijn. Wat in de ene context bijvoorbeeld geloofwaardig is, lijkt in een andere context misschien op bijgeloof of naïviteit.

De moderniteit wordt gekenmerkt door een universalisme dat door niet-westerlingen vaak ervaren wordt als ‘intellectuele imperialisme’. Hierbij heeft het postmodernisme weliswaar kritische vragen gesteld, maar de doorwerking van postmoderne inzichten is nog zeer beperkt. Zo bestaat er nog een aanname dat de uitdagingen van de Westerse theologie (zoals secularisatie) goed beschouwd ook uitdagingen voor iedereen zouden moeten zijn of dat noties die Europeanen als ‘achterhaald’ ervaren (geloof in bovennatuurlijke krachten bijvoorbeeld) daardoor ‘objectief’ ongeloofwaardig worden. Theologen uit niet-Westerse landen worden dan niet serieus genomen, maar als ‘premodern’ en ‘onderontwikkeld’ genegeerd, alsof de hele wereld noodzakelijkerwijs hetzelfde ‘moderne’ eindbestemming heeft en dezelfde ‘ontwikkelingsroute’ moet bewandelen.

Als ‘blanke’ Zuid-Afrikaan is dit voor mij onhoudbaar geworden. Het betekent namelijk dat ik de meerderheid van mijn medegelovigen en vakgenoten niet serieus kan nemen. Ik moet dus op mijn hoede blijven voor sporen van ‘Westers universalisme’ in mijn engagement met het Afrikaanse denken. Dit inzicht kan ook van waarde zijn voor de theologie in Europa. ‘Die erfsonde van die Afrikaner’ is de erfzonde van ons allen. In toenemende mate groeit het inzicht dat de huidige structuur van de wereldgemeenschap erg lijkt op een soort ‘mondiale apartheid’: een rijke minderheid die haar voorrechten beschermt door zich af te grenzen — apart te houden — van de rest, maar die toch op paradoxale wijze het recht opeist alles voor ‘de anderen’ te beslissen. Theologen blijven hieraan medeplichtig zolang zij de universaliteit van het moderne Westerse denken poneren. Mijn onderzoek heeft mij geleerd dat zo’n ideologische blinde vlek niet vanuit zichzelf te corrigeren valt. ‘Wij blanken’ onder elkaar kunnen onszelf niet uit onze intellectuele en spirituele apartheid verlossen, maar moeten geconfronteerd worden met ‘the black experience’. In Nederland klinken er thans stemmen op voor een ‘cultuurkritische’ theologie. Dat is prijzenswaardig, maar dan moet men zich realiseren dat de Westerse theologie zichzelf alleen kan relativeren door met niet-Westerse theologen in gesprek te gaan: dat geldt niet alleen missiologen en godsdienstwetenschappers, maar ook bijvoorbeeld systematische theologen en bijbelwetenschappers.

Alleen in de ontdekking van de relativiteit van de eigen culturele vooronderstellingen (en die van anderen), kan iets duidelijk worden van een absoluutheid die alle contexten tegelijk overstijgt en aanspreekt. Dat is de belangrijkste ‘ontdekking’ die ik in mijn onderzoek heb gedaan. Het is ook het antwoord op de vraag ‘Waarom een onderzoek over Afrikaanse theologie in Nederland uitvoeren?’.




[1] Zie mijn ‘SendBriewe: GM1’, LitNet, ‘Rubrieke’. (www.litnet.co.za).
[2] Zie bijv. Hanna Arendt, The Origins of Totalitarianism, New York: Harcourt, Brace, Jovanovich, 1951, 194: “The Boers were the first European group to become completely alienated from the pride which Western man felt in living in a world created and fabricated by himself. They treated the natives as raw material and lived on them as one might live on the fruits of wild trees. Lazy and unproductive, they agreed to vegetate on essentially the same level as the black tribes had vegetated for thousands of years.”
[3] Het bovenstaande citaat uit Hanna Arendt (zie vorige noot) illustreert deze dubbelheid in de houding van het Westen tegenover de Afrikaners bijzonder treffend. Voor een kritische analyse van de ideologische contradictie in Arendts tekst (vanuit een zwart perspectief), zie Gail Presbey, ‘Critic of Boers or Africans? Arendt’s Treatment of South Africa in The Origins of Totalitarianism’, in: Emmanuel Chukwudi Eze (ed.), Postcolonial African Philosophy: A Critical Reader, Oxford: Blackwell, 1997, 162-180.
[4] Geciteerd in: J. Verkuyl, ‘Voorwoord’, in: C.F. Beyers Naudé, Verzet en Verzoening: Autobiografie, Ten Have, 1997 (Oorspronkelijk: My Land van Hoop, Kaapstad: Human & Rousseau, 1995, 14. ‘Baster’ is het Afrikaans voor ‘bastaard’ (Engels: ‘half-breed’).
[5] Het begrip ‘holisme’ is voor het eerst gebruikt door de Zuid-Afrikaanse staatsman Jan Smuts, die niet echt bekend staat als een voorstander van dekolonisatie en Afrikanisering. In het begin van de twintigste eeuw gebruikte hij dit begrip om onder meer de Britse imperialistische gedachte de legitimeren!
[6] Zie meer uitgebreid, mijn ‘Salvation in African Christian theology: a typology of existing approaches’, Exchange 28:3 (1999), 193-223.

Hierdie artikel het oorspronlik in Areopagus, die blad van die Fakulteit Teologie van die Universiteit Utrecht, verskyn

to the top


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.