|
|
Een nieuwe Komrij bestaat niet!Hendrik-Jan de Wit Vreemd pakhuis, Verspreide stukken Luchtspiegelingen, Gedichten, Voornamelijk elegisch De dichter, essayist, romancier en bloemlezer Gerrit Komrij, werd in het jaar 2000 uitvoerig gelauwerd. Op 26 januari werd hij door poëzielezend Nederland gekozen tot dichter des vaderlands en op 8 februari nam hij vanwege zijn verdiensten voor de Nederlandse letterkunde een eredoctoraat van de Universiteit Leiden in ontvangst. In drie kloeke bundels selecteerde hij voor de hedendaagse lezer het hele tijdvak van de Nederlandse poëzie van de 12de tot en met de 20e eeuw. Dat leverde meer dan vierduizend paginas aan poëzie op. Dat is vooral makkelijk voor de student; zonder al teveel problemen kan hij een bekend gedicht vinden. De bloemlezing heeft op dit moment zon gezaghebbende functie dat een dichter zich geen dichter voelt als hij er niet in staat. Het succes van de bundel kwam hoofdzakelijk door de uitgebreide discussie over de auteursrechten bij het verschijnen van de eerste bloemlezing in 1979. Een aantal dichters sleepten Komrij voor de rechter omdat ze meenden, dat hij hun gedichten niet mocht opnemen. Komrij won de rechtszaak en verkocht in enkele weken duizenden exemplaren van zijn bloemlezing. De rechtszaak was niet de enige reden voor de goede verkoop, want de bijzondere keuze aan gedichten maakte de bloemlezing razend populair. Allerlei onbekende dichters werden door Komrij uit de vergetelheid ontrukt. Gerrit Komrij heeft in Zuid-Afrika met zijn laatste bloemlezing De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten (de Afrikaanse uitgave heet: Die Afrikaanse poësie in n duisend en enkele gedigte) iets meer dan een jaar geleden, eveneens veel stof doen opwaaien. De artikelen op litnet geven aan dat de deur van het debat nog niet gesloten is. In Nederland is hij juist niet meer een controversieel persoon. De critici nemen hem zelfs kwalijk dat hij niet meer de oude zou zijn. De oude Komrij die in zijn gedichten en essays schopt en spuugt tegen alles wat heilig is, is voor de meeste critici voltooid verleden tijd. Ze verlangen weer naar de oude Komrij en lezen ieder nieuw werk dat er van hem verschijnt met dit zuchtende verlangen. Ik betwijfel of er werkelijk zon groot verschil is, tussen de zogeheten oude en de nieuwe Komrij. Niet Komrij, maar zijn omgeving is radicaal veranderd. Dat dacht ik toen ik zijn nieuwe essaybundel Vreemd pakhuis, Verspreide stukken las. De achterflap en de titel willen de lezer in een bepaalde richting duwen: De titel Vreemd pakhuis slaat op de uiteenlopende inhoud van de hier bijeengebrachte prozastukken […]. Maar Komrijs titel slaat vooral op de spreekwoordelijke kat, die met verbaasde ogen rondloopt en zijn omgeving nieuwsgierig en argwanend beziet. Wie naar de dingen weet te kijken alsof hij ze nooit eerder heeft gezien, ontdekt overal nieuwe wonderen, zelfs in het vertrouwde. De nieuwsgierige en argwanende Komrij schroomt in elk geval niet om regelmatig naar zijn werk te verwijzen. Komrij heeft veel gedaan voor de (Nederlandse) literatuur en dat moet de lezer weten ook. Hij doet dit niet zonder een vleugje spot: In een stuk over literatuur en roddel: Overbodig te zeggen dat ik ook hem [d.i. de schrijver Ronald Firbank] heb vertaald. (186); in een stuk over plagiaat: Om nog maar te zwijgen van de struikrovers die bloemlezingen samenstellen. (200); of in een stuk over roken in de literatuur: Ik heb zelf bloemlezingen samengesteld over de moeder in de literatuur en over het geld in de literatuur, om bij een paar héél verheven onderwerpen te blijven. (250) Erg grappig natuurlijk, maar het gebeurt iets teveel. De poëtica van Komrij is in elk geval niet radicaal veranderd. De essaybundel is doorspekt van opmerkingen over de rol van de poëzie. Hij houdt nog altijd van de negentiende-eeuwse dichter, maar de dichter die als een negentiende-eeuwer op een zolderkamertje zijn gedichten zit uit te broeden, hekelt hij. In een stuk over rappers en dichters merkt Komrij op: Rappers hebben de poëzie door mond-op-mondbeademing op het nippertje gered. (114). De nieuwe (zolder)dichters wordt een vraag toegeworpen in een recensie van zeven nieuwe dichtbundels: Maar waar blijft de rotte poëzie, de bedorven poëzie? Het ruikt bij deze zeven dichters af en toe zo rein en smetteloos dat ik naar een beetje stank verlang. Naar een beetje ondeugdelijkheid. (104). Die stank bieden de rappers juist wel: De taal van de teksten is aards, lokaal, expliciet, gewelddadig. (111). De opmerking past helemaal binnen de poëtica van Komrij. De rotte poëzie is niet bij de jonge dichter te vinden, maar bij de wilde, maatschappijkritische rapper. Komrij vindt zijn ideeën niet terug in de high culture van de poëzie, maar in de low culture van de rap. De rotting zelf beschrijft Komrij eveneens in een stuk over het wereldvoedselvraagstuk en de oplossing daarvan. De oplossing is op zich niet nieuw, want waar gegeten wordt, wordt gescheten. De kwinkslag in het artikel is wel opmerkelijk en wordt consequent doorgetrokken: We zullen door onze stront worden opgevreten, als we het niet zelf gaan vreten. We kunnen de drollen alleen nog beteugelen als we ze weer in onze eigen kringloop opnemen. […] Mijn bescheiden voorstel is om het verorberen van onze eigen stront verplicht te stellen, te beginnen bij de milieubeschermers met hun vier-en-een-halve kind. Deskundigen beweren dat het niet onsmakelijk is en voldoende voedingsstoffen bevat. (47). Waar ik echt van onder de indruk raak, is zijn oprechte poëtica, die je stiekem tussen de regeltjes door leest. Als hij de dichter Nijhoff bespreekt, dan voel je er een wens van Komrij in klinken: Wie zijn [d.i. Nijhoffs] bundels leest staat versteld van zijn karigheid. Elke wending of omslag in zijn dichtkunst is maar schijn: hij blijft een dualist op zoek naar verlossing. Het symbolische streven en het realistische streven veranderen van naam abstractie en menigte, geheim en syntaxis -, de strijd blijft. (73). In deze zin klinkt het eerste gedicht van de dichtbundel Luchtspiegelingen door: Zij zet haar masker af en wat ik zie/Is nog een masker. Ook dat zet ze af. (7). De dichtbundel Luchtspiegelingen, Gedichten, Voornamelijk elegisch kwam tegelijk met de essaybundel uit. In de dichtbundel spreekt de nar van de essays veel minder expliciet. Hij vertoont zelfs lichtelijk de kenmerken van een gevoelig mens. De gedichten lijken een heuse thuiskomst van Komrij weer te geven. In een gedicht kan hij zich werkelijk verbergen tussen de woorden. De titels van de vijf cycli bevatten die raadselachtigheid en dubbelzinnigheid, zoals mooie raadsels, optisch bedrog en overal en nergens. De bundel bevat allerlei versvormen. Het sonnet en de voor Komrij kenmerkende drie strofen tellende kwatrijnen overheersen. De negentiende-eeuwse gedachte van het nergens thuis voelen keert regelmatig terug: Er is een land dat ik met pijn verliet,/Er is een land dat ik met pijn bewoon./Een derde land daartussen is er niet. Maar de gedachte aan de zolderkamer vergeet je als lezer, omdat het taalgebruik eenvoudig is. Tegelijk bezitten de gedichten een dergelijke organische structuur dat er geen speld tussen te krijgen is. Want het gedicht contragewicht vervolgt: Ik heb, om aan dit noodlot te ontkomen,/Een derde land verzonnen in mijn hoofd,/Een land vertrouwd met leugens en fantomen. Met de gedichtenbundel geeft Komrij aan, dat hij als dichter nog altijd zijn mannetje staat. Dit in tegenstelling tot de gedichten die hij schrijft voor zijn functie als Dichter des Vaderlands. Het archaïsme waarmee de titel is vervuld, uit zich ook in die gedichten. Deze komen gekunsteld en zolderkamer-achtig op de lezer over. Ik citeer liever een gedicht uit zijn bundel Luchtspiegelingen dan een gedicht die hij in opdracht van het Vaderland schreef. De Afrikaanse lezer kan zijn hart luchten in het gedicht met de titel Kaapstad. Als ik dit gedicht lees, weet ik het: Komrij is op de eerste plaats een dichter van allure en pas veel later volgen zijn essays! Kaapstad Het wrak hangt in de lucht, alsof een hand Het is een deerniswekkend tafereel Prooi van een ander licht. Het mag nog even, (uit: Komrij: Luchtspiegelingen, Gedichten, Voornamelijk elegisch.) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf. |