NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Het absurde begrijpen door de metafoor

Hendrik-Jan de Wit

Nelleke Zandwijk: Avonturen van een uitslover.
Amsterdam: Em. Querido's Uitgeverij, 2005.
ISBN: 90 214 8904 x.
Prijs: € 16,95.
238 pagina's.

Een halfzacht eitje dat niet kan kiezen tussen de buitenechtelijke liefde en de echtelijke saaiheid. Een hoofdpersoon die er ernstig onder leidt en langzaam wegkwijnt door deze smerige uitputtingsslag. De tweede roman van Nelleke Zandwijk, Avonturen van een uitslover is een verhaal dat al duizenden keren is verteld. De versie van Zandwijk is echter de moeite waard om te lezen. De vertelster maakt namelijk van het bekende gegeven namelijk een humoristische arabesk. De roman is even absurd als normaal in de behandeling van de problematiek van een buitenechtelijke relatie. Hoofdpersoon Antonia Tinberg krijgt een intense relatie met de getrouwde directeur van de Enschedese kunstacademie waarop zij zit.

De vertelster schept een wereld waarin droom en werkelijkheid samenvallen. Antonia Tinberg en haar vriendin en collega-kunstenaar Semmy Glasoog gaan naar Venlo om daar in een modehuis een muurvullende reproductie te maken van Botticelli's Geboorte van Venus. Semmy Glasoog doet het voor de poen, Antonia Tinberg om Amsterdam en haar minnaar Maas Loberneck te ontvluchten. Bovendien kan de kunstenares van het geld een nieuwe etspen kopen. In het modehuis ontstaat een hechte band tussen de twee nepfrescoschilders en twee Vlaamse bouwvakkers die er werken: Grote Gerard en Leuning.

Zandwijk trekt de lezer in een unieke wereld waarin fantasie overuren draait. Een vreemde, bizarre wereld blijkt al snel. Zo lijdt vriendin Semmy Glasoog aan allerlei waanideeën, die levensecht worden opgevoerd. De rare frescoschilder wordt regelmatig ontvoerd door buitenaardse wezens en heeft soldaat Julius uit de Eerste Wereldoorlog bij zich om haar te beschermen en te begeleiden. Glasoog ziet de soldaten uit de Eerste Wereldoorlog voor zich marcheren als ze kwaad is. Dan lijkt het 'of een giftige plant in haar hoofd' groeit. Prachtige vergelijkingen waarin de vertelster uitblinkt, want Semmy is niet het enige vreemde wezen in de roman.

Het verhaal van de twee schilderende meiden in een Venlose kledingwinkel is de raamvertelling waar tussen de geschiedenis van Antonia en de kunstacademiedirecteur Maas Loberneck wordt verteld. Dit verhaal is in aparte hoofdstukken geweven door het hoofdverhaal in Venlo. Het is een geschiedenis van verliefdheid en vooral onzekerheid. De hoofdpersoon vraagt zich voortdurend af of de schooldirecteur wel van haar houdt. Loberneck is een lapzwans die Antonia om zijn vingers heen probeert te binden. De aanvankelijk 'normale' Antonia is helemaal niet zo gewoontjes als ze doet voorkomen. Ze praat met de overleden moeder van Maas en kan op een bepaald moment de dieren verstaan als ze theelepels in haar oren heeft gestopt. Bovendien komen de vreemde associaties die de vertelster aanhaalt rechtstreeks uit het brein van Antonia. Zij is namelijk de ik-verteller

Maas Loberneck loopt onderwijl hinderlijk in de weg. Hij toont zich als een man zonder ruggengraat en verliest zich in zieligdoenerij. Dagenlang hangt hij kwijlend en kwijnend voor de deur van Antonia in Amsterdam en stuurt het ene zielige briefje na het andere. Vanzelfsprekend, zou je bijna zeggen. Zo hoort dat nu eenmaal bij dit eeuwenoude gegeven van de getrouwde man met het jonge duifje. Antonia trapt natuurlijk met beide benen in deze dikke hoop stront van bedrog en gejammer.

Het is niet zozeer het oude verhaal dat Zandwijk opnieuw vertelt, maar veel meer de manier waarop ze het verhaal brengt, die de roman interessant maakt. In feite had ze ook over het gelukkige leven van een knus gezinnetje ergens in doorzonwoning in Almere kunnen schrijven, compleet met labrador en plantjes voor het raam. Zandwijk weet erg originele vergelijkingen te trekken en onlogische associaties op te wekken. Ze weet ze krachtig uit te werken en verliest hierdoor niet de originaliteit. Zandwijk gooit niet zomaar een ideetje in de roman, maar behandelt het aangebodene als een diamant. Ze doet net of het een uiterst kostbaar materiaal is van een kunstenaar en daar heeft ze gelijk in. Iedere vergelijking is als het blok kostbaar marmer waarin de beeldhouwer hakt. Elke houw bepaalt de uiteindelijke lijnen van het beeld. Bij Zandwijk spookt elke vergelijking rond door de roman als een gegeven dat lange tijd door je hoofd kan rondslingert. Hiermee wint de vergelijking aan kracht. Het motto is een citaat uit de huisregels van het Gemeentelijk Vervoerbedrijf Amsterdam:

Wij doen ons best om u snel en comfortabel op uw plaats van bestemming te brengen. Om de reis voor iedereen zo aangenaam mogelijk te laten verlopen, hanteren wij de wettelijk gedeponeerde vervoervoorwaarden. Deze hebben tot doel orde, rust en veiligheid te waarborgen.

Deze woorden winnen aan betekenis gedurende het verhaal. De vertelster gebruikt hier een zorgvuldig procédé voor. Het beeld van de tram, komt onverwachts het verhaal binnendruppelen als Antonia op weg naar Venlo denkt Maas Loberneck. Het is de reden voor haar vlucht.

Ik wil twee vrouwen. Maar ik moet haar verstoten om jou te krijgen. Ik ben de vieze man. Maar ik ben vooral een tram. Jij bent ook een tram. Trams kunnen elkaar niet inhalen. (15)

De woorden van Maas komen vanaf nu voortdurend terug in het verhaal en verlaat de roman niet. Antonia gaat aan de haal met de woorden van Maas en ze weet steeds de vergelijking voor iets te gebruiken waarmee het aanvankelijk niets te maken heeft. Het levert een spannende momenten op waarbij de vergelijking een eigen leven gaat leiden.

[Z]ijn vrouw zat wel bij hem in de tram. Dat krenkte me. Die makkelijke conclusie dat trams elkaar niet kunnen inhalen. Wat had ik daaraan? Dertig jaar gelden, drie jaar voor mijn geboorte, was zijn vrouw bij hem in de tram gestapt, maar van uitstappen had ze nog nooit gehoord. Ze kon een eigen tram beginnen. Maar nee hoor, blijf zitten waar je zit en verroer je niet, hou je adem in en stik niet. […]
Waarom was ik ook een tram? Het maakte me razend. 'Neem dan een andere vergelijking,' zei ik kwaad, 'neem een auto, een Mercedes bijvoorbeeld.' Maar Maas kon niet rijden. Zijn vrouw wel. Hij zat bij haar in de auto en daarin reed zij hem overal naartoe. (34-35)

Sommigen noemen dit gekte, ik noem het origineel. De 'tramvergelijking' komt soms ook in het geniep het verhaal binnensluipen. Eigenlijk is het een luttel zinnetje en verdwijnt direct weer om pagina's later weer op te duiken. Bijvoorbeeld als Antonia de koningin een handje geeft.

Wat draagt een tram als hij naar de koningin gaat? (113)

Dan blijft de tram weer even weg. De gedachte aan wat een tram zou dragen als hij naar de koningin gaat is hier meer een snelle grap en is meer een knipoog naar de lezer. Andere keren trekt de verteller wat explicieter de vergelijking in het verhaal.

[I]k ben een uitslover. Ik weet heus wel dat ik geen tram ben. Een tram heeft een dienstregeling, dat is afgesproken werk, en bovendien is hij van staal en beklad met reclamespreuken. De enige overeenkomst die ik kan bedenken is dat er mensen in vervoerd worden. In mijn lichaam vervoer ik sinds tweeënhalve dag de moeder van Maas. (122)

Hier voegt de vertelster een aantal verhaalelementen samen. Antonia spreekt eerder met de dode moeder van Maas en combineert dit met de 'tramvergelijking'. Hierdoor krijgt de vergelijking een nieuwe en extra dimensie, namelijk de dienstregeling die een tram heeft. Antonia heeft in de relatie met Maas ook een dienstregeling. Op zuinig afgesproken momenten zien de twee elkaar, alsof de liefde te reguleren is in aankomst en vertrektijden.

We hadden een dienstregeling en dat zou niet veranderen. Het zou altijd zo blijven. Ik vroeg hem nooit om Thomas voor mij te verlaten. Ik vond dat ik daar niet om kon vragen. Een oude ziekelijke vrouw schuif je niet aan de kant. Dat is nergens goed voor. Ik stond er oneindig veel beter voor dan zij. Dat wist zij niet want zij wist van niks, zij zat heerlijk achterin de tram en ging vooruit. Maas' vrouw had het zelfs beter dan vroeger want ze leefde met een vrolijker en gelukkiger man. Ik gaf haar dus iets in plaats van dat ik nam. (166)

Door de vergelijkingen heen tintelt de eigenlijke verhaallijn. Je moet als lezer wel voor deze verhulde verteltrant openstaan. Anders blijven de vergelijkingen hangen in een hoogstens een wenkbrauwfrons, waarmee je de kracht van het verhaal verliest. Je moet er van genieten en het proeven als een bonbon waarvan je de smaak later nog eens opboert. Bij iedere boer geniet je er weer. Lezen is hier: je laten meevoeren in het taalspel vol van metaforische lijnen van de verteller.

De vergelijking van de tram is slechts één van de vele voorbeelden. De soldaat Julius om de haverklap terug en het wegkwijnende ezeltje van de bouwvakker Grote Gerrit treedt herhaaldelijk op in de roman met zijn 'ziekte van Jessica' waaraan de vertelster dus ook lijdt. Of de belangrijkste metafoor: de schelp. Antonia en Semmy werken in de toekomstige kledingwinkel in Venlo aan een replica van Botticelli's Geboorte van Venus. De schelp staat symbool voor de liefde en de geboorte. Volgens de vertelster lijkt Semmy op een schelp en ook Maas houdt zijn gezicht tussen zijn handen geklemd als een jakobsschelp.De uitwerking is zonder uitzondering hetzelfde.

Daarnaast vermengt Zandwijk ook regionale sagen en mythen in haar roman. Ze introduceert het prachtige Twentse verhaal van de witte wieven. De schimmen die over het weiland zweven, krijgen een naam en vertellen het verhaal over de liefde met Frits, een beeldhouwer.

Ik werd zo mager als een wit wief. Je kon me nauwelijks vastpakken. Ik begon al een beetje te vervagen en alleen mensen met uitzonderlijk goede ogen konden mij nog zien. En zo verdween ik uit het leven van Frits. Aan iemand die je niet kunt zien en vastpakken heb je niets. Dan kun je beter een wief uit je eigen weiland pakken. (202-203)

De roman Avonturen van een uitslover is hiermee te vergelijken. Nauwelijks vast te pakken is het verhaal. Alleen door je te laten meevoeren in de metaforen ontstaat een mooi soort betekenistoekenning en is de vermeende warrigheid helemaal niet zo warrig als het in eerste instantie aandoet.

Almelo, juli 2005



LitNet: 12 Julie 2005

boontoe / to the top

NeerlandiNet: voorblad / front page


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.