NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie Het museum van de Nederlandse poëzie

Bloemlezer Komrij verzamelt, ordent, exposeert en gooit vooral weg

Hendrik-Jan de Wit

Gerrit Komrij: Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. 14e druk. Amsterdam: Bert Bakker, 2004. Prijs: € 29,95 (paperback). 2280 pagina's (2 delen).

Hoe ziet het museum van de poëzie eruit? Er is een Rijksmuseum voor de schilderijen, beelden en andere kunst uit Nederland, maar waar is de poëzie? Gewoon een hele grote collectie gedichten die de lezer een indruk geeft van wat er allemaal geschreven is door de Nederlandse dichters.

Het museum van de Nederlandstalige poëzie is Gerrit Komrij's bloemlezing. In 1979 publiceerde de dichter de eerste kloeke verzameling Nederlandse gedichten voor het eerst. Komrij hanteert in zijn bundel De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten een interessante competitief element. De museumzalen zijn ruim opgezet en het is heerlijk toeven in de ruim duizend pagina's tellende bundel. Al bladerend passeren de gedichten van vergeten en onbegrepen dichters, alsof je door de gangen met de vermeende meesters aan de muren van het Rijksmuseum dwaalt.

Gedoceerde poëzie
Als een schoolmeester becijfert bloemlezer Komrij de dichters door maximaal tien gedichten van de dichter op te nemen. De expliciete normering van Komrij in de vorm van rapportcijfers geeft de bloemlezing zijn charme. Zeker wanneer je er als dichter bekaaid van afkomt met één, twee gedichtjes. Dan tel je niet in de Nederlandse poëzie, oordeelt gedichtenrechter Komrij streng. Zeker als er geen enkel gedicht van je opgenomen is in zijn bloemlezing. Dan kun je dichten wat je wilt, maar je bestaat niet.

Niet iedereen kan het competitieve van de Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten waarderen. Zo leverde de keuze van bloemlezer Komrij direct veel heibel op bij de verschijning in 1979. Het gevecht tussen opnemer en opgenomene werd hard uitgevochten. Een groep dichters die zich rekent tot de Vijftigers wilde de opname van hun gedichten verbieden en stapte daarom naar de rechter. Ze waren ontevreden over het aantal gedichten dat de bloemlezer van deze groep had opgenomen. Daarnaast vonden ze de keuze ongelukkig. Ze grepen het auteursrecht aan om de bundel uit de handel te laten nemen.

Uiteindelijk moest de Nederlandse staat de bundel voor de brandstapel behoeden: Komrij won de rechtszaak. De rechter meende dat de bloemlezing een 'schoolbloemlezing' is. In dat geval mag Komrij zonder toestemming van de auteur maximaal honderd dichtregels van de betreffende auteurs opnemen. Zuiderent (1993) denkt dat het proces het gigantische succes van de bloemlezing bepaald heeft.

Geen opname geweigerd
Komrij komt, ziet en overwint. Hij kreeg de smaak van het bloemlezen te pakken want in 1986 verscheen De Nederlandse poëzie van de zeventiende en de achttiende eeuw in duizend en enige gedichten. Hij refereert in het 'Voorwoord' van deze bundel naar de rechtszaak, zoals Komrij dat alleen kan doen:

Geen van de dichters, ten slotte, heeft toestemming tot opname geweigerd. Voor handgemeen, processen en wraaknemingen in het hiernamaals houd ik mij aanbevolen. (Komrij 1996 [1986], 10).

In de bundel hanteert Komrij dezelfde normering van maximaal tien gedichten per dichter, 'maar,' schrijft hij schijnbaar achteloos in zijn inleiding, 'hecht er geen enkele betekenis aan wanneer hier in sommige gevallen nog een kwatrijntje aan werd toegevoegd.' (9)

Middeleeuws
De bloemlezer dook nog verder in het verleden want in 1994 verscheen De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de zestiende eeuw in duizend en enige bladzijden. Samen met mediëvisten ontsloot Komrij de middeleeuwse poëzie door zijn keuzes te voorzien van een lopende prozavertaling onderaan de bladzijde. Terecht is Komrij trots op zijn prestatie om in vijftien jaar tijd een trilogie te bloemlezen van de Nederlandse poëzie in ruim drieduizend bladzijden gedichten. Een heus museum is er nu, waarin alle belangrijke dichters van de lage landen keurig met hun maximaal tien gedichten staan.

Afrikaanse toestanden
Komrij wist niet van ophouden, hij bloemleesde door. Als een koe die uitgegraasd is op haar weiland, speurde hij naar nieuw groen. Hij vond die in de Afrikaanse poëzie. In het jaar voor de milleniumwende verscheen De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten. Het bevat namen van dichters die voor veel Nederlanders vreemden waren. Het grote publiek in Nederland maakte opnieuw kennis met een wereld die door de apartheid jarenlang verborgen is gebleven.

In zijn 'Woord vooraf' geeft hij een verklaring voor zijn bloemlezing van de Afrikaanse poëzie. Hij moet hierin vooral de weerzin van veel Nederlanders tegen het Afrikaans ombuigen in sympathie. Zeker, geeft hij toe, het Afrikaans is besmet met de apartheid, maar dat betekent nog niet dat de dichters fout zijn:

Dichters zijn in een totalitaire omgeving stoorzenders, vol onbegrijpelijke ruis en onbetrouwbaar. (1999, 6)

De ontvangst in Zuid-Afrika van de bundel maakte veel emoties los, waarop ik hier niet verder inga. Voor mij slaat Komrij's bloemlezing een brug naar de Afrikaanse poëzie. Gedurende mijn jeugd is stelselmatig over deze kant van Zuid-Afrika stelselmatig gezwegen, terwijl de Afrikaanse poëzie een fantastische werking op Nederlanders heeft. Komrij ontsloot voor mij een poëtische wereld die ik alleen maar in mijn dromen kende. Een taal die exotisch smaakt, maar tegelijk zo vertrouwd is.

Grondig gereviseerd
Al wordt hij de dichter van het vaderland in 2000, Komrij stopt niet met bloemlezen. In het voorjaar van 2004 verscheen een grondig gereviseerde versie van zijn bloemlezing uit 1979. De dichter heeft twee dingen te vieren: hij is zestig jaar en de bundel bepaalt al vijfentwintig jaar het poëzielandschap in Nederland. Komrij pakt stevig uit. Hij breidt het aantal gedichten en dichters uit van 1351 naar 2095 pagina's. Dat is bijna 750 bladzijden meer aan poëzie. De ene kloeke boekband van de vorige druk volstaat niet meer en is nu verruild voor twee nog altijd dikke delen.

Het rumoer van weleer blijft goeddeels uit, op een felle reactie van liedjeszanger Joop Visser na, die tegen de opname van twee van zijn gedichten is in de bloemlezing. Visser staat in de bundel vermeldt onder de naam Jaap Fisscher. Hij vergelijkt uitgever Bert Bakker met Berlusconi en noemt hem 'ratten en verkrachters'. De uitgever willigt het verzoekt snel in en de twee gedichten verdwijnen uit de latere druk van het dikke boek. Visser is zo blijkt, vooral kwaad op de uitgever. Die zou te weinig moeite hebben gedaan om hem toestemming te vragen voor opname in de bloemlezing.

Komrij neemt honderden nieuwe dichters op in zijn totaal herziene Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten. Niet alleen de echt nieuwe gedichten krijgen een plaatsje, Komrij heeft ook een grote hoeveelheid dode dichters ontdekt. Zo vermeldt Komrij voor het eerst gedichten van Lodewijk van Deyssel (1864-1952, één gedicht), A. H. Hoffmann von Fallersleben (1798-1874, één gedicht), Remy C. van Kerckhove (1921-1958, één gedicht), P. Louwerse (1840-1908, twee gedichten) en Eugeen van Oye (1840-1926, één gedicht). Het zijn niet de enige namen van de lijst met lang geleden overleden dichters, die Komrij in zijn gereviseerde bloemlezing plotseling de moeite van het vermelden waard vindt.

Daarnaast komen er veel 'nieuwe' dichters in voor die Komrij in het verleden stelselmatig verzweeg. Een goed voorbeeld van zo'n 'gerehabiliteerde' is de dichteres Elly de Waard. Komrij is blijkbaar erg tevreden over haar ontwikkeling, want hij neemt wel het recentere werk van haar op in zijn bloemlezing, namelijk de gedichten 'Ik zag het als mijn opdracht…' en 'Als ik niet aan je denk of raak…'. Deze zijn afkomstig uit de bundels Anderling (1998) en Zestig (2000), die beiden stammen uit de tijd na de vorige herziene druk van Komrij uit 1996.

Waarom komt Komrij nu ineens met zoveel meer dichters en gedichten? Het is de hamvraag die bij het doorbladeren van de tweedelige bloemlezing voortdurend door mijn hoofd spookt. Wat noodzaakt een dergelijke grondige herziening van de eerdere bloemlezing? Zeker, de dichtkunst ademt onophoudelijk, de hartslag klopt voortdurend en drijft het bloed zonder stoppen door de aderen. De poëzie groeit en bloeit als die grote plant bij het raam die langzaamaan al het licht uit de kamer opslokt. Het zijn goede argumenten om een 25-jarige bloemlezing weer onder de loep te nemen, maar moet dat zo grondig als Komrij doet? Zijn de gedichten van weleer niet meer goed genoeg? Heeft de dichtkunst niet meer de vertrouwde kustlijn van weleer, maar plotseling een zeer grillig verloop gekregen? Alsof Maasluis niet meer bij de Noordzee ligt, maar midden op de Veluwe?

Komrij's antwoord bengelt onder het oude voorwoord, dat een samenvatting is van de inleiding uit de vorige druk:

In feite is dit een geheel nieuwe bloemlezing. Ik kan er niets aan doen: ik begon gewoon alle Nederlandstalige poëzie van voren af aan te lezen. (2004, 7)

De vele toevoegingen zijn te danken aan de fysieke uitbreiding naar twee boekdelen, waardoor Komrij 'eindelijk lacunes [kan] vullen die alleen maar het gevolg waren van gaten in mijn kennis.' (2004, 8). De bloemlezing is, zo vervolgt hij:

[H]et verslag van een leesavontuur, het verslag van een reiziger die uitging om te ontdekken, met een bloemlezershelm op zijn hoofd, met hakbijl en verrekijker. Hij kon de hele reis blijven zitten. (2004, 8)

Een interessante insteek van de voormalige dichter des vaderlands. Hij vergelijkt zichzelf met een ontdekkingsreiziger die het oerwoud van de Nederlandstalige poëzie doorkamt. De herlezing van 215.000 gedichten, zoals hij zelf schrijft, levert zoals ik hiervoor al aangaf veel nieuw materiaal op.

Rehabilitatie en vergeten
De opvallendste dichter die Komrij in zijn herziene bloemlezing rehabiliteert, is de negentiende-eeuwer H. Tollens. De dichter kreeg in de vorige editie slechts vijf gedichten toebedeeld en mag zich nu een lauwerkrans laten aanmeten met maar liefst tien gedichten. Waardoor heeft Komrij zo'n hernieuwd beeld van deze verwaarloosde dichter? Is hij van de ene op de andere dag van revolutionair in conservatief veranderd? Of ligt hier meer aan ten grondslag?

Alleen de suggestie kan een antwoord geven. Komrij's keuze is zijn oordeel over de Nederlandse poëzie. Een oordeel over het oordeel van de samensteller is vals en bevat een hoog gehalte aan niet ter zake doende prietpraat. Ik kan hier alleen spreken over de verschuiving van Komrij's interesse. Elke verandering in de keuze van de gedichten duidt op een nieuw oordeel van de bloemlezer. Vergeten en onbelangrijke dichters in een bundel opnemen, betekent een verandering in stellingname. Opnemen weegt hierbij minstens zo zwaar als het weglaten van een dichter.

De priester in spijkerbroek Huub Oosterhuis behoort tot de categorie van bewust weggelaten dichters. Hij is uitermate populair in (christelijk) Nederland. Elke bundel die de gepensioneerde priester publiceert is een gigantisch succes, maar Komrij acht hem geen plaatsje waardig in zijn bloemlezing. Door gedichten van deze dichter weg te laten, geeft Komrij aan dat hij de rijmsels van Oosterhuis niet tot gedichten rekent. Oosterhuis behoort niet tot de dichters die plotseling zijn weggelaten, want de vorige druk had hij evenmin een plaatsje.

Veel nieuwelingen
Weggooien hoort bij het bloemlezen. Komrij's selectie is slechts een poging om de Nederlandse poëzie te exposeren en daarbij kan je niet alles opnemen. Het competitieve aspect van de maximaal tien gedichten per dichter vervult hierbij een speelse exponent, want Komrij heeft in deze druk veel ruimte voor poëtische nieuwelingen. Sterker dan bij zijn vorige drukken, plaatst hij namelijk veel nieuwe dichters. Hij durft hierbij duidelijk stelling te kiezen. Zelfs de zogeheten slamdichters zoals Bart FM Droog met twee gedichten, behalen glorierijk een plekje in Komrij's monument voor de Nederlandse poëzie.

De bloemlezer geeft hiermee een gewogen schets van gedichten, zonder hierbij in uitvoerig gezemel te vervallen. Een dichter die slechts één gedicht heeft, is gewoon minder goed dan een collega waarvan er tien geplaatst zijn. Komrij gebruikt hierbij slechts één argument, dat is het uitgekozen gedicht. Het is dikwijls illustratief genoeg om de lezers van Komrij's keuze te overtuigen.

De opvallendste dichter die slechts één gedicht toegewezen heeft gekregen, is de bloemlezer zelf. Eén gedicht van Komrij is heel beroemd geworden door de bloemlezing. Dat is het gedicht: 'De dichter'. Het spreekt boekdelen waarom de hofnar Gerrit Komrij het gedicht in zijn eigen bloemlezing heeft opgenomen.

DE DICHTER

Toen het letterkundig tijdschrift
Hem een briefje toe deed komen,
Waarin stond: 'Mijnheer, uw verzen
Waren lang niet slecht, we zullen
Er eerdaags een paar van plaatsen,'
Zwol zijn borst tot slagschiphoogte.
Heel zijn leven werd nu anders.
Hij ging doen alsof hij grote
Mensen persoonlijk kende.
Hij zei stad wanneer jij blad zei.
Hij zei held wanneer jij speld zei.
Hij zei ach wanneer jij dag zei.
En daarvan wilde hij leven! (1141)

Het gedicht komt uit de tiende herziene en vermeerderde druk uit 1996, want in zijn nieuwe bloemlezing heeft Komrij het vervangen door 'Een gedicht'. Hierin verwoordt het lyrisch ik aan de hand van de twaalf regels van het sonnet, waarin hij een ludiek spel speelt met de lezer. De nieuwe keus laat zien dat Komrij niet voor één gat te vangen is. Het gedicht 'De dichter' dankt zijn bekendheid aan de bloemlezing. Misschien is Komrij de enige dichter in zijn bloemlezing die er bekaaid vanaf komt. Of dat terecht is, laat hij terecht aan zijn bloemlezerlezers over.

Bladeren door het museum
Is de poëzie te vatten in het museum van de bloemlezing? Bladeren door de herziene bloemlezing van de ex-'Dichter des Vaderlands' roept hetzelfde gevoel bij je op als al kijkend dolen door de gangen van een museum. Wandelend met het oog over de bladzijden met gedichten, geeft hetzelfde effect wanneer je in een grote hal boordevol schilderijen staat. Je kunt allerlei hoeken laten liggen en rechtstreeks via de index naar je favoriete dichter rennen. Je kunt ook bedachtzaam de geur van de bladzijden opsnuiven en rustig de regels van onbekende dichters langs je laten glijden, alsof er niets anders bestaat dan die gedichten.

Het laatste vind ik het leukste. Daar ontdek je de gedichten die Komrij met zijn jarenlange leeservaring gekozen heeft tot opnamewaardig voor zijn bloemlezing. Het zijn goudmijntjes waar je op stuit en die je tot je mag nemen alsof je het zelf ontdekt. Komrij is net een bibliotheek waarvan alleen de mooie bladzijden uit de saaie boeken zijn bewaard gebleven. Een effect waar alleen de bijbel aan kan tippen en misschien het telefoonboek.

Ooit druilde ik rond in een boekhandel in Rome bij de boekenkast met dichtbundels. Op de tafel ernaast stonden stapels met bundels van de Italiaanse poëten op hun koper te wachten. Ik wilde een boek kopen waarin alle Italiaanse poëzie keurig geordend bij elkaar zat. Het boek dat alle dichtbundels overbodig zou maken, met dichters en gedichten die mij een goed beeld van de Italiaanse poëzie zouden geven.

Ik vond het boek niet. Wellicht omdat er geen Italiaanse Komrij was. Een bloemlezer met normeringen en waarderingen als Komrij biedt namelijk een goede inkijk in de literatuur van een land. Elke belangstellende in de Nederlandse poëzie raad ik Komrij's bloemlezing aan. Zoals elke Amerikaan of Japanner naar de windmolens van Broek op Kinderdijk moet en het Rijksmuseum voor Rembrandts Nachtwacht moet binnensjokken, zo moet de toerist van de Nederlandse poëzie naar de boekhandel rennen om Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten te halen. Het mooiste is dat hij vanaf die dag altijd het museum bij zich draagt en nooit meer hoeft terug te komen.

Almelo, maart 2005


Gebruikte literatuur naast de nieuwe bloemlezing:
Gerrit Komrij, 1996: Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Tiende herziene en vermeerderde druk. Amsterdam: Bert Bakker.

Gerrit Komrij, 1996 [1986]: Nederlandse poëzie van de zeventiende en achttiende eeuw in 1000 en enige gedichten. Vierde druk. Amsterdam: Bert Bakker.

Gerrit Komrij, 1996 [1994]: Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de zestiende eeuw in 1000 en enige gedichten. Vierde druk. Amsterdam: Bert Bakker.

Gerrit Komrij, 1999: De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten. Eerste druk. Amsterdam: Bert Bakker.

Zuiderent, Ab, 1993: '22 januari 1980: Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek en Lucebert spannen een kortgeding aan tegen uitgeverij Bert Bakker vanwege de bloemlezing van Gerrit Komrij, 'De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten', Bloemlezen en bakens verzetten.' In: M.A. Schenkeveld-Van der Dussen (hoofdredactie): Nederlandse Literatuur, Een geschiedenis. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers. p. 841-846.

Voor de discussie van Joop Visser over de opname in de bloemlezing is gebruik gemaakt van informatie op het online poëziedagblad Rottend Staal: http://www.epibreren.com/rs/rs_frame.html?nederlandsepoezienieuw.html.



LitNet: 06 April 2005

boontoe / to the top

NeerlandiNet: voorblad / front page


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.