NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Waarheid of waarachtigheid. Een gesprek met de Nederlandse schrijver Karel Glastra van Loon

Alfred Schaffer


Karel Glastra van Loon is in Nederland een geliefde en zeer succesvolle schrijver. Van zijn debuut De passievrucht werden in Nederland tot nu toe zo’n 260.000 exemplaren verkocht. Ook zijn tweede roman, Lisa’s adem, is een groot succes. Naast schrijver is Van Loon journalist. Onlangs was hij in Johannesburg en Kaapstad, vanwege de presentatie van Die passievrug, vertaald door Daniël Hugo.

Ik zie de schrijver voor het eerst terwijl ik Lorenzstraat afloop. Een jonge man in jeans en grijs t-shirt, steekt Kloofstraat over. Het profiel doet me denken aan de schrijver die ik zo dadelijk zal ontmoeten.

We arriveren een paar seconden na elkaar, en ik krijg een hartelijke handdruk. De schrijver straalt een rustige vrolijkheid uit. We bestellen wat te drinken, en maken nader kennis. Ik vraag Karel Glastra van Loon hoe Zuid-Afrika hem bevalt, en of hij een indruk heeft gekregen in deze ene week. Dan gaat het recordertje aan.

Hoe zie jij jezelf: als journalist of schrijver?

‘Ik denk dat ik steeds meer schrijver ben, al zal ik wel als journalist willen blijven werken. Journalistiek is een uiterst geschikte voedingsbodem voor het schrijven. Maar ik begin te merken dat ik steeds meer denk en kijk als schrijver.’

Wat is volgens jou het verschil tussen een journalist en een schrijver?

‘Als journalist zoek je andere verhalen dan als schrijver. Zoals nu in Zuid-Afrika. Een aantal zaken valt natuurlijk direct op: raciale kwesties, en vooral de problematiek rond aids, hoe de regering met die problematiek omgaat. Het geweld tegen vrouwen en kinderen. Allemaal journalistieke onderwerpen. Dan gaat het om een aantal vragen. Hoe groot is het probleem? Wat probeert men eraan te doen? En: haalt het iets uit, of niet? Dat zijn je eerste journalistieke impulsen.

Kijk je echter als schrijver, dan ga je minder snel. Je probeert eerst een gevoel te krijgen. Als je hier als buitenlander komt is gewelddadigheid zéker niet het eerste dat opvalt. Zelfs in Johannesburg was agressie niet mijn eerste indruk. In tegenstelling tot Amerika, daar is dat veel zichtbaarder. Hier zie je juist heel aardige mensen, word je vriendelijk toegelachen. Voor een schrijver is die paradox interessant.

Het intrigeert mij meteen. Als journalist kun je hier twee weken zitten en een reportage schrijven over huiselijk geweld. Je gaat naar een hulpverleningscentrum, je praat met een actiecomité, je praat met een aantal slachtoffers. Als je echter als schrijver iets wilt doen, dan moet je hier toch wel minstens een jaar gaan zitten.’

De verbeelding komt er dan bij?

‘Ja. Je moet bijna gaan wáchten op wat er komen gaat. Je moet heel langzaam proberen een weg te vinden. De informatie die je nodig hebt is ongrijpbaarder. Bijvoorbeeld: hoe hier het licht valt, op welk uur van de dag men begint met drinken. Hoe mensen een dag doorkomen.

Neem bijvoorbeeld het nu al klassieke voorbeeld Disgrace. Zo’n boek kún je niet schrijven na enkel journalistiek onderzoek. Als journalist moet je een gegeven volledig uit elkaar kunnen plukken. Maar een schrijver reduceert niets, hij laat de tegenstellingen en de dubbelzinnigheden juist bestaan, zoals die zich nu eenmaal voordoen in het web van het leven. En als je nu héél goed bent, zoals J.M. Coetzee, kun je het ook nog eens boven de plaatselijke werkelijkheid uittillen, waardoor het verhaal een universele waarde krijgt.’

Maar alleen accuraat en waarachtig een verhaal vertellen, levert nog niet direct een universele waarheid op. Schrijftalent is waarschijnlijk toch de grootste factor?

‘Ja, het heeft ook te maken met een zeker inlevingsvermogen, en met wijsheid. Coetzee had Disgrace natuurlijk niet kunnen schrijven toen hij 21 was.’ Van Loon schiet in de lach. ‘Voor een journalist is wijsheid niet van toepassing! Journalistiek gaat over snelheid. Wijze journalisten, kom jij ze tegen? Het is een irrelevante kwaliteit.’

Je wordt dus meer en meer schrijver. Ben je tevreden met die ontwikkeling?

‘Ja, alhoewel ik het ook wel moeilijk vind. Het is een ongrijpbaarder bestaan, veel moeilijker om er een kwaliteitsoordeel aan te verbinden. Wanneer ben je goed? Als journalist heb je houvast aan een aantal criteria. Dat je bijvoorbeeld steeds beter weet waar je zijn moet, hoe je mensen moet benaderen, dat je weet wanneer je door moet vragen, hoe je een complex verhaal helder moet opschrijven. Dat zijn allemaal criteria. Maar de criteria voor een goede roman, laat staan een goed schrijverschap? Dat is heel vaag.

In de journalistiek hoef je je niet te bekommeren over je “ontwikkeling als journalist”, je begint gewoon weer aan een volgend verhaal. Je ontwikkelt je wel, maar dat gaat vanzelf: de volgende keer ga je wat dieper, zoek je andere verhalen. De ontwikkeling van een journalist is enkel een ambachtelijke ontwikkeling.’

We bestellen nog wat te drinken. Het wordt al wat frisser op het terras van Café Paradiso. ‘Voor het eerst in m’n leven denk ik na over wat voor soort schrijver ik eigenlijk wil zijn. Ik wilde wel altijd al schrijver zijn, maar je denkt nooit verder dan je eerste boek.’

Je literaire voorbeelden?

‘Er zijn veel schrijvers die mij inspireren, maar die kan ik nooit nadoen. Ik kan niet schrijven als Michael Ondaatje, bijvoorbeeld. Een schrijver wordt sterk gevoed door persoonlijke obsessies. Je kunt dus alleen je eigen schrijver zijn. In de journalistiek kun je zeggen: zoals die dat aanpakt, zo wil ik het ook doen. Dat kun je leren, dat is ambacht.’ Van Loon moet lachen. ‘Maar je kunt niet zeggen: wat die Coetzee heeft gedaan, dát ga ik nu ook eens doen. Ik ga gewoon eens lekker een Nederlandse Disgrace schrijven. Ha, stel je voor! Dat is natuurlijk absurd. Mensen die zo denken weten dus niet wat schrijverschap is.’

Is het moeilijk vrede te maken met het idee dat je alleen kunt schrijven zoals je zelf schrijft?

‘Je moet je eigen stem vinden. Je moet daar niet direct zomaar tevreden mee zijn, maar toch ook weer wél. En dat je niet kúnt schrijven als iemand die je bewondert, dat is nog best wel moeilijk hoor! Als ik vroeger een goed boek las, werd ik daar helemaal door opgezogen. Maar nooit relateerde ik het aan m’n eigen schrijverschap. Dat is nu anders; ik lees als lezer, maar ook als schrijver, ik ben bezig met andere vragen. Hoe verhoudt dat wat ik nu lees zich tot mijn eigen werk? Details, karakters, je gaat daar opeens anders naar kijken.’

Vind je het jammer dat die onbevangenheid verdwijnt, dat je niet meer gewoon geniet als lezer?

‘Ja, dat is wel een gemis. Maar ik denk wel dat dat leesplezier weer terugkomt. Ik heb bijvoorbeeld televisie gemaakt. Filmpjes monteren. Nou, dan kan je zo’n drie jaar lang ook écht geen televisie meer kijken zonder om te denken: waar zit de cut, hoe staat de camera? Opeens zie je alles, hoor je elk plakshot. Maar na een tijdje gaat dat wel weer over.

Er zijn boeken die ver van me afstaan, die kan ik altijd lezen, die beïnvloeden me niet. Ik kan bijvoorbeeld altijd Russische klassieken lezen. Als een boek dat ik lees dicht bij mijn eigen persoonlijkheid staat, wordt het moeilijker. Interviews, vragen van lezers, je wordt gedwongen bewust na te denken over wat je hebt gedaan. Soms vind ik dat wel jammer. Het is prettig als de thematiek onbewust blijft. Je onbevangenheid wordt weggenomen.

Ik merk ook dat ik meer fictie begin te lezen, minder non-fictie, en dat ik er langer over nadenk. Het is geen hobby meer. Je gaat meer nadenken over het nut en de betekenis van literatuur. Wat kan literatuur dat de journalistiek niet kan?”

Je bent een geëngageerd schrijver?

‘Ja, dat kun je wel merken als je mijn werk leest, denk ik. Schrijvers die mij inspireren zijn áltijd schrijvers die grote thema’s durven aan te snijden. Wat mij aan Nederlandse literatuur dan ook zo dikwijls tegenvalt, is dat het allemaal zo aan de oppervlakte blijft. Het mag wel wat gevaarlijker!

Zo bevat De passievrucht een aantal morele kwesties. Dit is een tijd waarin het goddelijke gezag en het wereldlijke gezag afnemen: de politieman, de schoolmeester, er is eigenlijk niemand meer die werkelijk gezag heeft over wat Goed en Kwaad is. Ja, ouders een beetje, maar ook maar met mate. Dan moet je dus zélf kiezen en besluiten. Daar kun je, zoals veel Nederlanders, nonchalant over doen, maar dat is gemakzuchtig. Als het er écht op aan komt, moet je kíezen waar je staat.

Je ziet dat in Nederland nu heel goed: er verandert veel en er gebeurt heel veel, er wordt zoveel gezegd, en je ziet dat de mensen gewoon nog niet weten wat ze er op terug moeten zeggen! Ze zijn er niet gereed voor. De wet is tot op zekere hoogte een vangnet, maar met nieuwe problemen moeten soms nieuwe oplossingen worden gezocht. Er is geen moreel kader in Nederland. De houvast is weg.

De passievrucht kijkt naar hoe mensen omgaan met trouw, overspel en vrijheid, in een vrije relatie. Armin moet Monika, zijn dode geliefde, leren vergeven om verder te kunnen. Hij moet zichzelf dus óók vergeven. Vroeger was dat makkelijk, de kerk schreef wel voor hoe en wanneer je kon vergeven. Nu moet je daar zelf over nadenken. Wat ís vergeven? Ik vind het interessant dát te onderzoeken. Karakters in situaties te brengen waar ze met bepaalde dilemma’s en problemen geconfronteerd worden. Gedurende het schrijven dwing ik de karakters om niet om de dilemma’s heen te lopen. Zo krijgt het schrijven iets onontkoombaars, de scènes krijgen hopelijk meer impact.’

Schrijven is ook een soort zelfonderzoek?

‘Ja, dat maakt schrijven interessant. Ik vind Lisa’s adem dan ook een beter boek dan De passievrucht. Het is weer een stap verder in het onderzoek.’ Van Loon blijft even stil, en lacht dan aanstekelijk, zoals hij al ons hele gesprek door lacht en grinnikt. ‘Ik vind mensen die Lisa’s adem beter vinden ook betere mensen, dat begrijp je natuurlijk!’

Zie jij jezelf als een “geboren” schrijver? Is schrijven makkelijk, of is het ploeteren en zwoegen?

‘Ik vrees dat het steeds moeilijker wordt. Ik doe steeds langer over een boek. Ambáchtelijk ben ik wel een “geboren” schrijver denk ik. De passievrucht heb ik in iets meer dan drie maanden geschreven, terwijl ik ondertussen ook nog andere dingen deed. Ik kan wel vlot schrijven. De journalistieke ervaring speelt daarbij mee. Hoe zet je een scène op, tja, dat ik heb ik al zó vaak gedaan, daar hoef ik niet zo lang over na te denken. Ook niet over een beginzin.

Maar: het terrein dat je onderzoeken wil, en vragen als: welke eísen stel je aan jezelf - dát maakt het schrijven een steeds intenser proces. Je bent minder onbevangen zoals ik al zei, minder onschuldig, kritischer op jezelf. Soms is dat goed, maar het kan ook behoorlijk afremmen.’

Kom je binnenkort weer met een nieuwe roman?

‘Ik was bezig met iets dat sterk te maken had met 11 september. Ik was van plan dat voor november klaar te hebben. Ik ben gewend aan deadlines, maar nu merkte ik dat die druk niet goed werkte. Terwijl ik bezig was, merkte ik dat het een té complex verhaal was. Ik weet nog niet waar het naar toe wil, waar het me om te doen is. Ik kan pas echt verder als ik het helder krijg. En je kunt niets afdwingen. Ik heb het dus even rustig laten liggen.

1 November ga ik drie maanden met m’n vrouw en m’n twee dochtertjes naar Thailand, naar het grensgebied met Burma, op uitnodiging van Stichting Vluchteling, om een vluchtelingenkamp te bezoeken, en te schrijven over mijn ervaringen. Ik weet nog niet precies wat het gaat worden, al heb ik al wel een hoop ideeën. Mijn bezoek aan Zuid-Afrika is ook een goede voorbereiding: ik kom alvast los van Nederland, maak kennis met een andere cultuur, met andere normen en waarden, met andere spanningen, spanningen die ik nog niet allemaal direct kan duiden, maar die wel voelbaar zijn.’

‘Armin is gek,’ had ze op Ameland in het zand geschreven.

‘Wat staat daar?’ vroeg Bo. Hij was net drie geworden. Hij stelde de hele dag vragen. Ik vertelde hem wat zijn moeder over zijn vader beweerde. Hij was het hartgrondig met haar eens.

‘Armin is gek! Armin is gek!’ riep hij. En ik dreigde hem op te voeren aan de meeuwen, hem in de branding te gooien, hem in te graven in het natte zand. En hij krijste en lachte en rende van mij weg, op zijn kleine laarsjes. En de zee kwam en waste de letters weg. En opeens betrok zijn gezicht.

‘Wat is er Bo?’ vroeg Monika.

Maar daar gaf hij geen antwoord op. Hij pakte haar hand en samen liepen ze terug naar de duinen. En ik keek ze na, terwijl het water om mijn enkels spoelde en ik dacht: Ik ben volmaakt gelukkig.
(Uit: De passievrucht)

In De passievrucht is de relatie tussen de vader, Armin, en zijn zoontje Bo, zeer authentiek beschreven. Ik dacht: dat moet hij vást zo hebben meegemaakt.

‘Dank je: dat is dus puur de macht van de verbeelding. Wat me geholpen heeft is dat ik in Nicaragua zes weken in een gezin heb gezeten en daar bevriend raakte met een jongetje van tien jaar. Hij sprak enkel Spaans, en ik bijna geen wóórd Spaans. Het gevoel dat ik voor hem had, heb ik wel naar boven gehaald in de beschrijving van de relatie tussen Armin en Bo.’ Van Loon neemt nog een slok van z’n witte wijn. ‘En dáár gaat het om! De rest kun je aan de verbeelding overlaten. Je bent tenslotte zelf ook klein geweest. Kijk maar naar dat prachtige schilderij van Matisse, van dat jongetje dat aan de piano zit. Op één of andere manier zit daar de hele essentie in: de kwetsbaarheid van een jongetje dat pianoles heeft. Het is niet aan te wijzen, maar dat is de magie van de scheppende kracht.’

In de Nederlandse literatuur is dit momenteel nogal een discussiepunt: moet wat in een roman staat echt gebeurd zijn, of niet? De roman als egodocument. Hoe kijk jij daar tegenaan?

‘Ik vind het zeer hinderlijk als dat een maatstaf wordt. Een enorme verarming van de literatuur. Ik begríjp het ook niet. Zo heb je een hele discussie gehad over The painted bird van Jerzy N. Kosinski, over zijn ervaringen als jongetje in de Tweede Wereldoorlog. Later bleek dat het allemaal niet zó erg was geweest als hij had opgeschreven. Dan denk ik: natúúrlijk is het niet zo erg als hij beschreven heeft, maar hij heeft ook geen boek geschreven om ons te vertellen wat hij heeft meegemaakt! Hij heeft een boek geschreven om ons iets te laten beleven dat werkelijk ongelofelijk is.

Literatuur is geen geschiedschrijving. Een roman stelt andere eisen dan een geschiedenisboek. Een roman moet waarachtig zijn. In de waarachtigheid laat de kwaliteit zich gelden. En er is een verschil tussen waarheid en waarachtigheid. Niemand vraagt zich af of Droogstoppel in Max Havelaar echt heeft bestaan. Het gaat om de aanklacht die het boek wil zijn tegen het kolonialisme.

De verhaallijnen in Lisa’s adem en De passievrucht zijn 100% verzonnen. Voor de rest ben ík het natuurlijk, al is dat voor een lezer niet van belang. De sfeer, het gevoel, de gedachten, de obsessies, al die ingrediënten horen bij het waarachtige. Zoals Armin met zijn zoon omgaat, zo wil ik in m’n fantasie als vader zijn.’

Hoe kijk je tegen je oude werk aan? Ben je er al op uitgekeken?

‘Het begint wel waziger te worden, het raakt al meer op de achtergrond. Zo dacht ik laatst dat ik in een interview over Lisa’s adem sprak, maar later bedacht ik dat ik eigenlijk over De passievrucht had gesproken. Dan merk je wel dat het al heel ver achter je ligt. In Nederland ben ik er dan ook wel over uitgesproken. Maar in een ander land, zoals nu in Zuid-Afrika, krijgt het werk weer een totaal nieuw leven. En dan is het geen probleem opnieuw over het oude werk te praten. Het bestaat in een andere taal, in een andere context, en dus wordt het een heel nieuw boek.’

Hoe denk je dat het boek in de Afrikaanse vertaling ontvangen zal worden?

‘Ik had het er met Daniël Hugo nog over. De seksscènes bijvoorbeeld, zoals het triootje dat beschreven wordt - hoe zullen Afrikaanse lezers daarop reageren? Hugo had niet het idee dat veel mensen daar door geschokt zullen worden. Francois Smith van Die Burger dacht daar toch anders over. Er wordt ook veel gevloekt in De passievrucht. Dat vind ik dus leuk, dat het niet neutraal ontvangen wordt. Dat gevloek en die seksscènes kunnen ook als bevrijdend ervaren worden.’

Hoe voelt het dat je boek in zo’n 18 talen beschikbaar is? Is zo’n veelvuldig vertaalde roman dan nog wel van jou?

‘Ja, dat is echt waanzinnig. Dat het bijvoorbeeld in Hong Kong en Taiwan verschijnt. In Finland, Servië. Wanneer je het nog wel kunt lezen en begrijpen, al is het in een andere taal, dat is extra leuk. Zoals het nu in het Afrikaans. Het is bekend, maar ook vreemd.

Ik kijk altijd meteen naar een specifieke passage uit De passievrucht: “Het is beter als een kind ‘aap’, ‘noot’, ‘mies’ ‘vuur’, ‘boterham met hagelslag’ leert, dan: ‘Atari’, ‘Nintendo’, ‘Teletubbie’, ‘my first Sony’.” “Aap”, “noot”, “mies”, “hagelslag”, wordt natuurlijk in elke taal anders vertaald. In de Noorse vertaling zie ik dan inderdaad iets van “knäckebröd”.’

Heeft de schrijver een bepaalde verantwoordelijkheid? Tegenover zichzelf, het publiek, de wereld?

‘Hm, dat ligt ingewikkeld. Daar wil ik geen generaliserende uitspraken over doen. Ik wil niet zeggen dat álle schrijvers verantwoordelijkheid hebben. Eigenlijk vind ik zelfs dat kunstenaars geen énkele verantwoordelijkheid hebben, enkel en alleen tegenover zichzelf.’

Er wordt druk gepraat en gelachen aan de tafels naast ons, maar Van Loon denkt rustig en ongestoord over zijn woorden. ‘Dat gezegd hebbend: een schrijver bevindt zich wel in een positie waarin hij iets kan zeggen. Hij heeft de mogelijkheid een visie te geven op de werkelijkheid, een visie waar “de wereld” misschien wat aan heeft. Ik geloof wel dat de mensheid béter wordt van kunst, dat kunst een functie heeft - het klinkt heel pretentieus, maar het is terzelfdertijd óók van belang.

Ik ben er zelf ook mee bezig, als “consument”: waaróm is kunst belangrijk? Misschien omdat het onaangename dingen zichtbaar kan maken, het onzíchtbare zichtbaar kan maken. Ik denk wel dat je je daar rekenschap van moet geven als je zelf gaat schrijven. Wat je daar dan verder precies mee doet, is individueel natuurlijk verschillend. Je hebt immers geen zeggenschap over de thematiek van je werk, daar ben ik van overtuigd. De thematiek dringt zich aan je op. Die hoort bij jóu.

Ik zelf ben zeer geïnteresseerd in politiek, al zijn mijn boeken natuurlijk geen politieke traktaten. Vanzelfsprekend hoeft een schrijver niet politiek bewust te zijn. Maar de gelegenheid die ik nu heb om mijn mening uit te dragen, die benut ik natuurlijk. Je ziet dat schrijvers zich dikwijls over van alles en nog wat uitspreken, enkel en alleen omdat ze schrijver zijn. Maar bij mij was die houding er altijd al, ze is niet ontstaan omdat ik nu plotseling schrijver ben.’

Engagement: een vraagstuk dat in de Westerse wereld pas belangrijk geworden is sinds 11 september 2001.

‘Het is natuurlijk hypocriet als je erover nadenkt. Sinds die dag zou de wereld zijn veranderd. Wat een onzin! Niet de wéreld is veranderd, maar voor het Westen, en met name Amerika, is er iets veranderd.

Zoals Bush zegt: “You’re either with us, or against us!” Dat is toch krankzinnig! Het is natuurlijk heel handig voor de Amerikaanse regering, 11 september. Er wordt een zekere angst gekweekt onder Amerikaanse bevolking waardoor de regering veel macht weet te vergaren.’

En zo komen we vanzelf weer bij “de identiteit van de schrijver”. ‘Ik ben een enorme Amerika-liefhebber, ik houd zelfs van countrymuziek! Ik houd me echt bezig met 11 september. Een mooi romanonderwerp, ja. Maar ik zit er nog teveel in. Literatuur vergt toch een mate van afstand. Eerst moet je ergens helemaal in kruipen, maar vervolgens moet je ook een overzicht krijgen. Je kunt niet creatief zijn met materiaal waarvan je nog geen afstand hebt kunnen nemen. Dat is ook zo typerend voor zogenaamde “therapeutische” boeken: de schrijver neemt geen afstand, de tekst zal dan ook snel achterhaald zijn.’

Het is tijd voor de laatste vraag. Voor de zoveelste keer check ik mijn recordertje: ja, alles loopt nog.

Hoe zie jij Zuid-Afrika, als buitenstaander, als bezoeker?

‘Ik vind het inspirerend om te zien dat hier manieren worden gezocht, én gevonden, om om te gaan met het verleden op een wijze die werkelijk uníek is in de wereld. De Commissie voor Waarheid en Verzoening, met al z’n beperkingen en nadelen - het is niet hét antwoord, maar het is zó veel interessanter, nuttiger, en belangrijker dan wraak. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat wat in Zimbabwe gebeurt, ook híer zal gebeuren. Maar die kans is wél veel kleiner geworden dankzij de Commissie voor Waarheid en Verzoening.

En ik denk ook dikwijls: wat hebben de blanken een gelúk gehad met Nelson Mandela! Hij is werkelijk een godsgeschenk, voor Zuid-Afrika, maar ook voor de wereld. Hij was ook in Amsterdam. Kwam ‘ie langs in een rondvaartboot. Echt íedereen stond daar langs de kant, sommigen met tranen in de ogen. Die man is een wonder.

Maar goed, je ziet natuurlijk ook andere dingen. De townships, en dan die enorme, bijna Amerikaanse winkelcentra, pal naast elkaar! Dan denk je: dat dat gewoon naast elkaar bestaat, dat kán toch niet goed blijven gaan! Zóveel welvaart, naast zóveel armoede, je houdt je hart vast. Het is een probleem van ons allemaal, ook van het Westen. Hoe kun we dit als mensheid in hemelsnaam tegenover onszelf verantwoorden?’

Een laatste gedachte die nog even tussen ons in blijft hangen. Ja, hóe dit te verantwoorden? En hoe moet dit worden weergegeven in een roman, in kunst? En móet een schrijver zich daar wel iets van aantrekken?

We praten nog wat door over Zuid-Afrika, over de pracht van het landschap. De gewoonlijke toeristische onderwerpen. We bestellen nog een drankje, tot Daniël Hugo de Nederlandse schrijver komt ophalen. Voor een afscheidsdiner waarschijnlijk. Van Loon is al weer op weg naar een volgend land, en daarna naar Thailand: de “tragiek” van een succesvolle schrijver.

Een paar dagen na ons gesprek wordt in Nederland bekend gemaakt dat De passievrucht verfilmd wordt, en begin 2003 in première zal gaan. Een schrijver reist. Maar zijn verhalen snellen hem soms vooruit, naar plekken waar alleen zijn woorden nog bestaansrecht hebben, in een nieuwe taal. Op eigen houtje verkennen zijn woorden de grote, boze wereld. Enkel voorzien van een rugzak, een gezonde dosis nieuwsgierigheid, en een dolgedraaid kompas.

terug    /     boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.