NeerlandiNet - Neerlandistiek in Suid-AfrikaArgief
Tuis /
Home
Briewe /
Letters
Kennisgewings /
Notices
Skakels /
Links
Boeke /
Books
Opiniestukke /
Essays
Onderhoude /
Interviews
Rubrieke /
Columns
Fiksie /
Fiction
Poësie /
Poetry
Taaldebat /
Language debate
Film /
Film
Teater /
Theatre
Musiek /
Music
Resensies /
Reviews
Nuus /
News
Slypskole /
Workshops
Spesiale projekte /
Special projects
Opvoedkunde /
Education
Kos en Wyn /
Food and Wine
Artikels /
Features
Visueel /
Visual
Expatliteratuur /
Expat literature
Reis /
Travel
Geestelike literatuur /
Religious literature
IsiXhosa
IsiZulu
Nederlands /
Dutch
Gayliteratuur /
Gay literature
Hygliteratuur /
Erotic literature
Sport
In Memoriam
Wie is ons? /
More on LitNet
Adverteer op LitNet /
Advertise on LitNet
LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.

Die Nederlandse Taalunie

Een reis door Büchs boekenkast

Hendrik-Jan de Wit

Boudewijn Büch: Steeds verder weg, De verzamelaar op reis, deel I. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2002. ISBN 90 295 0429 3. Prijs: E. 16,95. 228 pagina’s.

Als er één Nederlander veel gereisd heeft dan is het wel Boudewijn Büch. De achterflap meldt de treffende vergelijking: ‘een schrijver die meer heeft gereisd dan liefgehad’. Daarnaast vertelt dezelfde achterflap dat dit het eerste echte reisboek zou zijn van Boudewijn Büch. ‘Weliswaar schreef hij diverse eilandenboeken maar Steeds verder weg is zijn eerste boek dat verslag doet van een reizend leven.’ Helaas is dit boek ook het laatste dat hij geschreven heeft; zie hiervoor mijn bijdrage op litnet, neerlandinet: ‘Boudewijn Büch overleden’.

Ik ben het niet helemaal eens met de achterflap; het boek doet zeker verslag van een zwervend bestaan, maar is geen reisboek in de eigenlijke zin van het woord. Steeds verder weg bestaat uit een achttal essays die ieder een bepaald onderwerp behandelen. Zo opent Büch met het interessante verhaal over prikkeldraad, komt dan terecht bij het langste hek ter wereld en schrijft vervolgens over de dromedarissen die in Australië bij dit hek gebruikt werden. Van de wilde dromedarissen (Camelus dromedarius) die tegenwoordig in Australië leven gaat hij naar het gebruik van kamelen in de Verenigde Staten.

Ieder essay heeft een soortgelijke opbouw: Büch verschuift langzaam van het ene onderwerp naar het andere en weet op die manier een prikkelend verhaal te brengen. Deze verschuiving verloopt niet altijd even vlekkeloos. Regelmatig springt hij van de hak op de tak en stapt houterig over naar het nieuwe onderwerp. Zoals het mooie verhaal over het Amerikaanse hondje Shep dat jarenlang heeft geleefd op het station van Fort Benton in de staat Montana aan de Missouri Rivier. Büch ontdekt hem door een standbeeldje dat hij in Ford Benton ziet staan en leest een bord met informatie over de hond: ‘Als ik dat gelezen heb, ben ik verloren en neemt een verschrikkelijke karaktertrek in mij de overhand: ik wil álles weten. En deze keer wil ik alles weten over Shep, de hond die een monument in een uithoek van de Verenigde Staten heeft’ (94).

Büch die niet van honden houdt, zegt dat hij wel van die lieve Shep houdt, vooral het bronzen exemplaar verdient zijn liefde. Hierna vertelt hij over oorlogshonden en andere beesten die in oorlogen fungeren. Dit gedeelte past nog wel in het vorige betoog, maar even later vervalt hij in een paardenverhaal waarin hij werkelijk een duidelijk lijn ontbreekt: ieder paard komt wel aan de orde: de paarden die aan de Maagdenburgerbollen hebben getrokken tot en met ‘die andere viervoeter, Traveller (geboren in 1857), het paard van een van de belangrijkste generaals van de zuiderlingen in de Burgeroorlog (1861-1865), Robert E. Lee (1797-1870)’ (123). Het verhaal blijft steken in een opsomming van ‘bekende’ paarden aan waaraan een interessant verhaal kleeft, maar de enige overeenkomst tussen die verhalen is dat ze over paarden handelen.

Dit soort gekunstelde verhaallijnen zijn een beetje jammer, maar heel veel andere elementen komen wel zeer helder naar voren. Het stukje over ‘De pik van Napoléon’ is een zeer vermakelijk verhaal. Büch probeert de ‘verkoop- en veilinggeschiedenis van Napoléons voortplantingsorgaan te achterhalen en ik moet eerlijk zeggen dat ik er bijna gek van word. ‘Niet in de laatste plaats omdat ik er in mijn directie [sic] omgeving weinig begrip en invoelingsvermogen voor heb mogen ondervinden’ (87). Of mijn lievelingsstuk: het boeiende onderzoek naar ‘vreemde vorsten’. Er passeren nogal vreemde snuiters de revue: vorsten zonder land, zoals de keizer Norton I, Emperor of the United States of America; en ruziënde vorsten in Brazilië. Ze mogen allang geen aanspraak meer maken op de troon, maar iedereen meent recht op de troon te hebben.

Zuid-Afrika heeft een prominente plaats in Steeds verder weg: maar liefst twee stukken behandelen een Zuidafrikaanse kwestie. Het eerste, ‘Een dode prins in Zoeloeland’, verhaalt over de Zoeloe-oorlog uit 1879 die volgens Büch formeel weliswaar een half jaar duurt, maar eigenlijk vijf jaar in beslag neemt. Boudewijn Büch komt op dit onderwerp omdat hij vertelt over Napoléon IV of ‘Le Prince impérial’ (1856-1879), die in de Zoeloe-oorlog sneuvelt. Büch maakt een interessante stelling: ondanks de grote hoeveelheid literatuur die hij over dit onderwerp gelezen heeft, vindt hij dat de prins zelf dood wilde en dat dus ging. De musea in Zuid-Afrika zijn volgens hem bijna allemaal ‘koloniaal’ te noemen, want ze zijn ‘qua interpretatie niet aangepast aan het “Nieuwe Zuid-Afrika”‘ (206). Overigens weet Büch niet de plek te bereiken waar de 22-jarige prins gesneuveld is. Hij houdt het daarom maar bij het graf in een ontoegankelijk Engels kerkje, waarbij hij ‘geholpen’ wordt door een buitengewoon bitse Britse vrouw.

De titel van het andere stuk ‘Robert Jacob Gordon: zelfmoord in Zuid-Afrika’, zegt al waar het essay over gaat. In tegenstelling tot de andere zeven delen blijft Büch dicht bij huis in het Rijksmuseum van Amsterdam. Hij heeft zojuist een tentoonstelling bezocht waar tekeningen van VOC-kapitein Gordon getoond werden. Gordon heeft veel door Zuid-Afrika gereisd en tekende de rijke Afrikaanse natuur: ‘Hij tuurde, kéék waarachtig en noteerde — het is allemaal te zien op zijn tekeningen en te lezen in de bijschriften’ (225). Büch constateert dat het de Nederlanders ontbreekt aan de moed van hem een nationale held te maken, in andere landen zou er een overdadige literatuurlijst zijn van zo’n man en ‘waren al zijn dagboeken op een wetenschappelijke wijze uitgegeven en werd hij op meer dan één plek in dat land museaal vereerd’ (227). Uit dit citaat spreekt ook een verwijt in een andere richting: de dagboeken van Gordon waren in het bezit van één van de rijkste mannen ter wereld Harry Frederick Opperheimer (1908-2000). De dagboeken liggen nog altijd in zijn tamelijk ontoegankelijke Brenthurst Library in Johannesburg. Büch eindigt zijn verhaal met een aanstekelijke blijdschap als hij terugfietst van de tentoonstelling in het Rijksmuseum: ‘Ik heb op die aprilmiddag zoveel intieme pracht bijeen gezien, in jaren was mij dat niet meer gebeurd. Dolblij op de fiets in Amsterdam, gekker kan het in mijn geval niet’ (228).

En dat is precies wat het eerste en laatste echte reisboek van Büch bezit: dat enthousiasme en die nieuwsgierigheid waarmee hij over de allerlei onbenullige weetjes kan praten. Hij wijst je op mensen van wiens bestaan je niet wist en weet hierover zo pakkend te vertellen dat je zelf alles over dat onderwerp wilt weten. Steeds verder weg bevat een nieuwsgierigheid die alleen kleine kinderen lijken te hebben: alles willen weten. Wij hebben dit inmiddels verdrongen, maar Büch probeert nog altijd het ‘alles’ te bereiken. Hij verzamelt werkelijk álles van een bepaald onderwerp. Van deze personen wil hij werkelijk alles vinden en weten. Het lijkt erop dat Büch op deze wijze die personen volledig wil leren kennen. En daar komt bij dat hij niet inziet dat de missie volkomen mislukt is. Het heilige geloof in het uiteindelijk bereiken van het ‘alles weten’ is zijn persoonlijke drijfveer geweest. Deze gedachte straalt Steeds verder weg in al haar facetten uit.

Tot slot: is Steeds verder weg een écht reisboek? De echte reis die Büch in dit boek maakt, is de reis door zijn eigen verzameling met boeken en curiosa. Alles lijkt hij te bezitten en met een lichte trots meldt de schrijver in zijn verantwoording: ‘Alle titels die in dit boek genoemd worden, maken — tenzij nadrukkelijk anders vermeld — deel uit van de bibliotheek van de auteur, Bibliotheca Didina Et Pinguina, Amsterdam’ (231). Büch noemt uitzonderlijk veel boeken en kan over ieder werk wel iets melden. Regelmatig zegt hij dat hij nog een bepaald boek zoekt, soms is hij zo moe van het zoeken dat hij een onderwerp wil opgeven. Zijn huis lijkt een museum waarin alles zo gesorteerd is dat alleen de eigenaar zelf alles kan vinden. Zo vertelt Büch over een boek dat hij vindt in een kamertje waar hij niet zo vaak komt en zegt: ‘dat blijkt voor veel van mijn boeken over Zuid-Afrika te gelden. De laatste keer dat ik er rondreisde (1998) is alweer wat jaren geleden’ (220). Voor Boudewijn Büch zijn boeken en reizen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Soms bladert hij door zijn eigen reisverslagen en aantekeningen. Tijdens zijn reizen leest hij zijn meegebrachte en nieuw gekochte boeken. Büch heeft met Steeds verder weg zijn eerste en zijn laatste échte reisboek geschreven, maar het had ook een écht leesboek kunnen zijn. De acht verhalen over die uiteenlopende onderwerpen zijn zeker lezenswaardig!

Almelo, 29 november 2002

terug    /     boontoe


© Kopiereg in die ontwerp en inhoud van hierdie webruimte behoort aan LitNet, uitgesluit die kopiereg in bydraes wat berus by die outeurs wat sodanige bydraes verskaf. LitNet streef na die plasing van oorspronklike materiaal en na die oop en onbeperkte uitruil van idees en menings. Die menings van bydraers tot hierdie werftuiste is dus hul eie en weerspieël nie noodwendig die mening van die redaksie en bestuur van LitNet nie. LitNet kan ongelukkig ook nie waarborg dat hierdie diens ononderbroke of foutloos sal wees nie en gebruikers wat steun op inligting wat hier verskaf word, doen dit op hul eie risiko. Media24, M-Web, Ligitprops 3042 BK en die bestuur en redaksie van LitNet aanvaar derhalwe geen aanspreeklikheid vir enige regstreekse of onregstreekse verlies of skade wat uit sodanige bydraes of die verskaffing van hierdie diens spruit nie. LitNet is ’n onafhanklike joernaal op die Internet, en word as gesamentlike onderneming deur Ligitprops 3042 BK en Media24 bedryf.